NEGEREN VAN NIET-GEWENSTE FEITEN[Blz.
240] Veel deskundigen zijn van mening dat men het kind zonder meer moet geloven wanneer het zegt dat het is misbruikt. Yuille [*1] wijst erop dat men tegenwoordig zoveel geloof hecht aan de verhalen van het kind met betrekking tot misbruik dat, wanneer het kind tijdens zijn spel seksuele symbolen gebruikt, dit voor de maatschappelijk werker vaak al voldoende reden is om het uit huis te plaatsen. Wanneer de ondervrager ervan uitgaat dat misbruik inderdaad heeft plaatsgehad zal hij het als zijn taak zien het bewijs ervoor te vinden, opdat passende maatregelen kunnen worden genomen om het kind te beschermen en de dader te straffen. Raskin en Yuille stellen dat
Een volwassene die gelooft dat de beschuldiging van seksueel misbruik waar is, zal vervolgens het kind zodanig ondervragen dat aan die beschuldiging verder gestalte wordt gegeven. Pogingen om verklaringen van seksueel misbruik los te krijgen kunnen dan resulteren in het uitoefenen van een ongelooflijke druk en dwang op het kind. DeLipsey en James merken bij hun analyse van op band opgenomen ondervragingen op dat [Blz. 241]
Jarenlang sociaal-psychologisch onderzoek laat zien welk gedrag van de volwassene het kind beïnvloedt
Dit
feit plus de aangetoonde beïnvloedbaarheid van kinderen wil men niet altijd
onder ogen zien, maar noopt wel tot behoedzaamheid en kan leiden tot weerlegging
van verklaringen van seksueel misbruik van kinderen. Maar wat gebeurt er als de
wetenschappelijke bevindingen haaks staan op gekoesterde overtuigingen? Volgens Skinner [*5] is
Vrijwel
niemand zal beweren dat men feiten doelbewust moet negeren. Wetenschappers zijn
het erover eens dat een goede theorie daarin bestaat dat deze getoetst en
gefalsifieerd kan worden. Wanneer een theorie of concept wordt gefalsifieerd mag
men verwachten dat een aantal opvattingen en overtuigingen overeenkomstig de
feiten wordt gewijzigd. Een flink aantal onderzoekers echter laat zien wat er in de praktijk gebeurt wanneer gevestigde meningen door wetenschappelijk bewijs worden ondergraven [*6]. De mens wordt nu eenmaal niet graag geconfronteerd met dat wat tegen zijn vaste overtuigingen of wensen ingaat. Een goed voorbeeld van dit verschijnsel is het gegeven dat miljoenen mensen blijven roken terwijl cijfers overduidelijk aantonen dat men van roken kan doodgaan. Wat
betekenen nu deze uit de sociaal-psychologie bekende feiten? Vrijwel iedere
inleiding tot de psychologie behandelt de verschillende terreinen van deze
wetenschap. Een breed scala van theoretische studies en onderzoeksliteratuur vormt
daarbij de basis. Iedere psycholoog dient deze basis-principes te kennen. Door
ze te betwisten of te ontkennen doet men afbreuk aan de grote hoeveelheid
feitenmateriaal die door de psychologische wetenschap is verzameld. Onderzoek naar het effect van verwachtingspatronen en de vooroordelen van de onderzoeker toont aan dat de verwachtingen ten aanzien van de uitkomst van een experiment van invloed kunnen zijn op die uitkomst zelf. Wanneer de ondervrager bevooroordeeld is, neigt hij bij het samenvatten, analyseren en interpreteren van gegevens ongetwijfeld in de richting van zijn eigen verwachtingen. Bovendien beïnvloeden zijn eigen houding en verwachtingspatroon het feitelijke gedrag van de ondervraagde. Bij de ondervraging kan het vooroordeel van de ondervrager invloed hebben op zowel de keuze van de vast te leggen informatie als op de feitelijke inhoud daarvan. De ondervraagde stemt zijn reacties af op de verwachtingen die de ondervrager, verbaal en non-verbaal, overbrengt. Volgens
Garbarino en Scott [*7] beïnvloedt de ondervrager door zijn eigen overtuiging,
ook al is die niet empirisch onderbouwd, het kind in wat het vertelt. Wanneer de
ondervrager gelooft dat alle of de meeste beweringen van misbruik op waarheid
berusten, produceert hij gegevens die het misbruik bevestigen. Onderzoek op het gebied van aanpassend en conformerend gedrag toont aan hoezeer de instemming van de ander op dat gedrag van invloed is. [Blz. 242] Tijdens
de ondervraging is voor het kind altijd de druk aanwezig om zich aan te passen
aan het bij de volwassene waargenomen verwachtingspatroon. Deze beïnvloeding
kan alleen worden vermeden wanneer de ondervrager zich hiervan bewust is en
eventuele signalen die de reactie van het kind kunnen beïnvloeden, zo veel
mogelijk achterwege laat. De
psychologische theorie beschrijft hoe gedrag wordt bepaald door de eruit
voortspruitende gevolgen. Volgens bepaalde opvoedingsmethoden is de beste manier
om veranderingen in het gedrag van het kind teweeg te brengen via een
schouderklopje, aandacht, een complimentje of andere vormen van stimulering. Een
kind is gevoelig voor de goedkeuring die het van de volwassene ontvangt en heeft
snel door wat het moet doen om die goedkeuring te krijgen. Een glimlach, een
knikje, iets goedkeurends in de stem of een opmerking als "En wat nog
meer?" conditioneert het kind. Wanneer de ondervrager zich van dit soort
processen niet bewust is, bekrachtigt hij onbedoeld de reacties van het kind en
versterkt daarmee zijn bestaande vooroordeel. In veel gevallen is deze bekrachtiging overduidelijk. Men kan bij voorbeeld tegen een kind zeggen dat het flink is en dat mamma "heel trots op je zal zijn wanneer je dat griezelige geheimpje vertelt" of een snoepje beloven wanneer het over het misbruik vertelt. Slicner
en Hanson [*8] beschrijven ondervragingen waarin kinderen snoep, eten, drinken
en speelgoed wordt beloofd of gegeven. In een geval geeft een ondervrager een
kind gedurende de ondervraging zelfs vijf lollies terwijl het meisje er al een
in haar mond heeft. DeLipsey
en James [*9] stuitten in hun analyse van op videoband opgenomen ondervragingen
op nogal wat gevallen van omkoperij en dwang. Volgens hen wordt aan kinderen die
onvoldoende meewerken veelvuldig snoep of eten aangeboden of wordt hun verboden
tussendoor naar het toilet te gaan. Het wegnemen van een aversieve prikkel heeft een soortgelijke uitwerking. Wanneer een volwassene stopt met het herhaaldelijk stellen van dezelfde vraag nadat het kind het gewenste antwoord heeft gegeven, betekent dit bekrachtiging van een specifieke reactie. Dit kan ertoe leiden dat het kind een antwoord geeft om de goedkeuring van de ondervrager te krijgen. Volgens Slicner en Hanson
Wanneer
deze bekrachtiging niet duidelijk waarneembaar is, dient men zich toch te
blijven realiseren dat dit verschijnsel een potentiële factor kan vormen bij
het produceren van een bekentenis. Onderzoek van psychotherapeutische processen
laat zien dat subtiel verbaal en non-verbaal gedrag van de therapeut er in hoge
mate toe leidt dat de ondervraagde zich conformeert aan de waarden en
opvattingen van de therapeut [*11]. Hetzelfde proces vindt plaats in de
interactie tussen ondervrager en kind en dient als zodanig te worden onderkend.
|