INVLOED
VAN DE ONDERVRAGER
Bij het onderzoek van de omgeving van het kind is de eerste vraag die gesteld dient te worden in welke mate, op welk niveau en op welke wijze de volwassene die het kind ondervraagt in die specifieke omgeving zijn invloed op het kind uitoefent. De macht en centrale rol van de maatschappelijke invloed is een van de meest vaststaande wetenschappelijke feiten in de psychologie. Zij is van invloed op alle vormen van interactief gedrag in de menselijke samenleving en het negeren van het effect ervan reduceert de geloofwaardigheid van elke aangedragen verklaring. Men
dient zich te realiseren dat de manier waarop de volwassene zich ten tijde van
de ondervraging ten opzichte van het kind opstelt, mogelijk mede verklaart wat
het kind met betrekking tot het misbruik vertelt. Voordat men een beschuldiging
voor waar aanneemt dient men, wanneer geen onafhankelijk steunbewijs aanwezig
is, elke invloed van de zijde van de volwassene die tot verklaringen van het
kind kan leiden, uit te schakelen. Keer
op keer hebben wij in gevallen van mogelijk seksueel misbruik, overal in de
Verenigde Staten, maar ook elders, kunnen constateren welke enorme druk de
invloed van de volwassene op het kind kan uitoefenen. Het kind wordt bij
herhaling bevraagd en ondervraagd door een volwassene die gelooft dat misbruik
werkelijk heeft plaatsgevonden. Heel vaak is het gedrag van de volwassene ten
opzichte van het kind dwingend, suggestief en bestraffend. Onder een dergelijke
druk kan het kind dingen gaan vertellen die de volwassene uitlegt als bewijs
voor seksueel misbruik. Door de overheersende invloed van de volwassene die het
kind om zich heen voelt, leert het een niet-gebeurd verhaal te vertellen. Wanneer
dit soort ondervragingen bij herhaling plaatsvindt, soms gedurende een aantal
maanden, maar soms ook jarenlang, gaat een niet-misbruikt kind op den duur zelf
in het verhaal geloven. Wanneer een kind een verzonnen verhaal is geleerd en
wanneer het dat verhaal vaak genoeg heeft herhaald om subjectieve zekerheid te
verschaffen, wordt het niet-gebeurde voor het kind werkelijkheid. Dit is
geenszins een onschuldige of onbetekenende ervaring voor het kind. Het kan tot
beschadiging op lange termijn leiden. Het betekent tevens dat het kind oprecht,
geloofwaardig en betrouwbaar overkomt want voor het kind is het inmiddels een
waar-gebeurd verhaal. Het is daarom verkeerd wanneer een onderzoeker voor het
vaststellen van de geloofwaardigheid zich baseert op de manier waarop de getuige
op hem overkomt.
|