Vorige ] Omhoog ] Volgende ]

~    [Home]     ~

HET ALGEMENE PATROON

[Blz. 245]

Wij hebben transcripties, geluids- en videobanden, aanklachten, psychologische tests en getuigenverslagen van honderden gevallen geanalyseerd [*14]. Daarbij hebben we vastgesteld dat er in heel de V.S. en ook in andere landen eenzelfde patroon waarneembaar is in de wijze waarop kinderen bij vermoedens van seksueel misbruik worden ondervraagd. Dat patroon wordt gevormd door de structuur van de meldingsverplichtingen, door de werkwijze van kinderbescherming, politie en justitie, alsook door het geheel van wetten en regels van al dit soort instanties.  

Alhoewel het wel voorkomt dat een ouder kind spontaan iets tegen een volwassene zegt, is het bij jongere kinderen meestal de volwassene en niet het kind die het proces start. Het vermoeden ontstaat veelal door een of andere verandering in het gedrag van het kind of door verschijnselen als bedplassen, nachtmerries of geïrriteerde of rood uitziende schaamdelen. De volwassene begint het kind vragen te stellen en roept de hulp van de autoriteiten in. Wanneer de desbetreffende volwassene niet de ouder is, wordt ook deze geïnformeerd.

(Het komt echter ook voor dat de ouders pas van de aanklacht horen wanneer de autoriteiten al zijn ingeschakeld en met het onderzoek zijn begonnen.)

Het eerste rapport gaat meestal naar de kinderbescherming of naar de politie. Wanneer het rapport eerst naar de politie gaat, wordt gewoonlijk de kinderbescherming geïnformeerd. Degene die normaliter als eerste met het kind of met de ouders contact heeft, is de maatschappelijk werker.

Soms gaat men eerst met het kind naar de huisarts of naar de eerste hulp van het ziekenhuis, alwaar de ouders hun vermoeden van seksueel misbruik uiten. De arts zal vervolgens het kind een aantal vragen stellen en een en ander aan de kinderbescherming rapporteren. Alhoewel er zelden duidelijke, fysieke tekenen aanwezig zijn die op seksueel misbruik wijzen, rapporteert de arts vaak "vermoedelijk seksueel misbruik", een en ander gebaseerd op de verklaring van de volwassene.

De ouder heeft, voordat de politie of kinderbescherming wordt ingeschakeld, het kind meestal al een aantal vragen gesteld. De sterke emoties die het vermoeden van seksueel misbruik oproepen hebben inmiddels waarschijnlijk tot herhaalde suggestieve vragen aan het kind geleid.

[Blz. 246]

Vervolgens vertelt de betrokken volwassene in zijn gesprekken met de officiële instanties wat hij zich herinnert van wat het kind als reactie op zijn vragen heeft geantwoord. Daarmee geeft hij zijn allereerste vermoedens weer. Wanneer de onderzoeker ervan uitgaat dat het verhaal van het kind te allen tijde dient te worden geloofd en dat onjuiste verklaringen zelden voorkomen, zal hij het verhaal als feitelijk accepteren.

Het eerste officiële contact met het kind is derhalve gebaseerd op de vooronderstelling dat het veronderstelde misbruik werkelijk heeft plaatsgehad. Deze vooronderstelling is van invloed op de wijze waarop het kind door de onderzoeker wordt ondervraagd alsook op de uitslag van het onderzoek.  

Datgene wat tijdens deze eerste officiële ondervraging plaatsvindt, is belangrijk voor het vaststellen van de geloofwaardigheid van de verklaringen die het kind aflegt. Hoe jonger en beïnvloedbaarder het kind, hoe groter de significantie en het effect van deze eerste ondervraging. Het eerste gesprek is namelijk bepalend voor de richting en de draagwijdte van alle toekomstige contacten met het kind.

Niettemin is juist dit eerste gesprek meestal de minst gedocumenteerde en meest vervormende ondervraging in de reeks die nog volgt. Zo'n eerste gesprek vindt soms plaats door een maatschappelijk werker, maar ook wel door meerdere personen, zoals politiemensen, andere maatschappelijk werkers en openbare aanklagers, die onaangekondigd het kind voor ondervraging op het politiebureau van huis halen, zoals dat in Jordan, Minnesota, het geval was. Vaak gebeurt de ondervraging door een maatschappelijk werker en een politieambtenaar of door meerdere vertegenwoordigers van officiële instanties.

Vooral wanneer de ouders nog in een scheidings- of voogdijzaak gewikkeld zijn, begeleidt de beschuldigende ouder het kind vaak bij het eerste bezoek aan de huisarts, de kinderbescherming of instelling van geestelijke gezondheidszorg, is meestal bij het eerste gesprek aanwezig en neemt daar zelfs aan deel.

Over het algemeen wordt de eerste ondervraging bij officiële instanties niet vastgelegd. Er worden hoogstens wat notities gemaakt, of een verslag. Meestal echter is de hoeveelheid gegevens die uit het eerste gesprek komt minimaal, veelal niet meer dan een samenvatting van wat het kind tijdens het gesprek zou hebben gezegd. Wanneer het gesprek niet is opgenomen komt men er nooit meer achter wat er precies is gezegd.

Wij hebben ontdekt dat in het algemeen de rapportage achteraf van de gang van zaken tijdens ondervragingen duidelijk afwijkt van datgene wat zich in werkelijkheid tijdens het gesprek afspeelt. Een en ander is ons duidelijk geworden aan de hand van de analyse van videobanden van ondervragingssessies.

Vaak stelt de ondervrager een vraag of maakt een opmerking waarop het kind nauwelijks reageert. Nadat de vraag verscheidene malen is herhaald, knikt het kind soms, of antwoordt met "ja". In de schriftelijke rapportage wordt dan gesteld dat het kind een verklaring heeft afgelegd in plaats van te vermelden dat het kind heeft ingestemd met de verklaring van de ondervrager. Wanneer een aantal ontkenningen aan de uiteindelijke bekentenis voorafging wordt dat zelden in de verslaglegging opgenomen. Deze onjuiste voorstelling vindt waarschijnlijk niet met opzet plaats. Het zijn veeleer de opvattingen en vooroordelen van de ondervrager die de herinnering aan het gesprek vervormen.

[Blz. 247]

Volgens Herbert, Grams en Goranson [*15] zijn geluids- of video-opnamen essentieel om vast te kunnen stellen wat precies tijdens een ondervraging plaatsvindt. Zonder deze opnamen bevatten de conclusies van de ondervrager waarschijnlijk significante, feitelijke vertekeningen en als gevolg van het vooroordeel van de ondervrager vindt onnauwkeurige en onjuiste verslaglegging van het gesprek plaats.  

Het vervolg op de eerste officiële ondervraging verschilt van geval tot geval. Soms blijft het bij een eerste ondervraging, wellicht gevolgd door een, eventueel opgenomen, tweede gesprek. Maar het komt ook voor dat het kind bij herhaling wordt ondervraagd door politiemensen, maatschappelijk werkers, openbare aanklagers, therapeuten, ouders en pleegouders, broers en zusters of anderen.

Soms wordt het kind bij de ouders weggehaald en bij pleegouders geplaatst, die op hun beurt het kind weer vragen stellen en er op aandringen over het veronderstelde misbruik te vertellen. Vermoeden van seksueel misbruik kan er verder toe leiden dat men het kind therapeutisch laat behandelen en ook tijdens de therapie wordt druk op het kind uitgeoefend om over het veronderstelde misbruik te praten.  

Wanneer het in de Verenigde Staten tot een rechtszaak komt, hetzij bij de strafrechter, de burgerlijke rechter, de Burgerlijke Kamer of de kinderrechter, wordt het kind veelvuldig ondervraagd door de openbare aanklager of procureur-generaal. Men laat het kind de rechtszaal zien om het aan de omgeving te laten wennen. Door dit alles wordt het misbruikverhaal als het ware gerepeteerd. Het duurt maanden, soms zelfs jaren, voordat een gerechtelijke uitspraak wordt gedaan.

Deze gang van zaken vinden wij niet alleen in de Verenigde Staten. Gevallen in Canada, Nieuw Zeeland, Australië, het Verenigd Koninkrijk en Nederland tonen aan dat daar gelijksoortige procedures en problemen voorkomen.

Hayes [*16] beschrijft ondervragingssessies in Engeland, waarbij grote druk op het kind werd uitgeoefend om het veronderstelde misbruik toe te geven. Het spel met de poppen werd gestuurd en er werden suggestieve en dwingende vragen gesteld.
In Cleveland, Engeland, werden door het stellen van suggestieve vragen en gestuurd spel met de poppen tweehonderd kinderen onterecht geïdentificeerd als slachtoffer van seksueel misbruik door hun ouders.

In Nederland werden deze fouten ook gemaakt in het medisch kleuterdagverblijf "De Bolderkar" in Vlaardingen. Evenals in de Verenigde Staten kon zoiets gebeuren doordat de ondervragers in kwestie

"de ondervraging begonnen met de vooropgezette gedachte dat misbruik inderdaad had plaatsgevonden." [*17]

Vorige ] Omhoog ] Volgende ]