Vorige ] Omhoog ] Volgende ]

~    [Home]     ~

ONDERVRAGINGSMETHODEN IN NEDERLAND:

TWEE PRAKTIJKVOORBEELDEN (2)

R. Bullens en M. Lamers

[Blz. 287] 

Het tweede praktijkvoorbeeld betreft een gescheiden man die ervan was beschuldigd, zijn dochtertje (M.) misbruikt te hebben. De aantijgingen werden pas voor het eerst geuit nadat hij getracht had regelmatig bezoekrecht te verkrijgen, waartegen zijn ex-vrouw zich verzette. 

Het belangrijkste bewijsstuk in deze zaak was een rapport, geschreven door dr. R. Bullens en mevrouw M. Lamers 

(niet dezelfde als mevrouw F. Lamers-Winkelman in het vorige voorbeeld). 

Het rapport was naar zij voorgaven geschreven op basis van een door mevrouw Lamers uitgevoerde ondervraging met behulp van seksueel-expliciete poppen. 

[Blz. 288]

Een deel van de transcriptie van de ondervraging was eveneens beschikbaar, zodat het mogelijk was, het rapport van Bullens en Lamers te vergelijken met hetgeen bij de ondervraging werkelijk was gezegd. 

Het hiernavolgende is in tweeën verdeeld: 

  • eerst worden de transcriptie van de ondervraging en de werkwijze van mevrouw Lamers geanalyseerd; 

  • daarna volgt een beschouwing over het rapport van Bullens en Lamers. 

De scoringscriteria zijn dezelfde als die welke in het eerste voorbeeld werden gebruikt.

De ernstigste fouten bij de ondervraging zijn gemaakt op het gebied van suggestieve vraagstelling, en met opmerkingen die een instructief karakter hadden en waarmee druk werd uitgeoefend. 

De totaal score hiervan is 60 (rubrieken 1b+2b+3+4), hetgeen neerkomt op 54% van de ondervragingsscores. Tellen we daarbij de scores voor belonen en parafraseren (rubrieken 5+7) op, dan komen we op een totaal van 78 of wel 70% van de scores. Het beeld wordt nog verontrustender wanneer we in aanmerking nemen dat de seksueel-expliciete poppen werden gebruikt gedurende de hele ondervraging (deze scores zijn niet toegevoegd aan de totaalscore).

SCORETABEL  

1A

Open / objectief

21

19 %

1B

Open / suggestief

15

14 %

2A

Gesloten / objectief

12

1 %

2B

Gesloten / suggestief

20

18 %

3

Opmerkingen / instructief

10

9 %

4

Straf / druk

15

14 %

5

Belonen

1

1 %

6

Dubbelzinnig

 

 

7

Parafraseren

17

15 %

8

Technisch

13

2 &

9

Overige

35

5 %

10

Middelen

82

 

Totaal

 111

 

Analyse van de scores

De interpretatie van deze analyse was om twee redenen niet eenvoudig. 

  • Allereerst was het bewijsmateriaal in de bijgevoegde transcriptie niet volledig. 

  • Ten tweede moet de betekenis die aan bovenstaande percentages werd toegekend, nader uitgelegd worden. Deze problemen worden hieronder besproken.  

[Blz. 289] 

De ondervraagster heeft na de ondervraging een rapport opgesteld waarin zij de gebeurtenissen tijdens de ondervraging interpreteert. Deze interpretatie is vervolgens opgevoerd als bewijsmateriaal, echter terwijl de tekst van de ondervraging zelf (op geluids- of videoband) is weggelaten. 

Zulke rapporten moeten beschouwd worden als "van horen zeggen": ze zijn verkregen onder omstandigheden waarvan bekend is dat zij vaak tot valse beschuldigingen leiden. Zonder begeleidende informatie uit de eerste hand, dat wil zeggen de ondervraging, is het rapport van weinig waarde. 

In dit opzicht was het woordelijk verslag van het interview van M. Lamers onvolledig. Grote stukken tekst zijn uit de transcriptie weggelaten met het excuus dat de dialoog op de geluidsopname niet duidelijk waarneembaar was. De inhoud van het gesprek, zoals de ondervraagster zich dat herinnert, werd tussen haakjes geparafraseerd weergegeven. Deze geparafraseerde commentaren hebben net zo min enige bewijswaarde als het rapport van Bullens and Lamers zelf. Zij vormen geen primair bewijsmateriaal van wat er gedurende de ondervraging is voorgevallen. 

Zorgvuldig lezen van het rapport liet zien dat deze passages zeer belangrijk waren, want bijna alle uitlatingen die het meisje M. over misbruik doet, kwamen volgens de ondervraagster voor in deze weggelaten passages. Bijvoorbeeld, de eerste en enige keer dat het woord "wurgen" werd genoemd, gebeurde dit als het ware "achter de schermen":  

"M. vertelt hoe haar vader in haar beleving ook zomaar sloeg en eenmaal een koordje om haar nek deed alsof hij haar wilde wurgen..."  

Ook elders in de transcriptie waren er passages weggelaten en ingevuld met rapportage en interpretatie van M. Lamers. Het is heel opmerkelijk dat de belangrijkste uitlatingen over misbruik naar verluidt in deze weggelaten passages zijn gedaan. 

Een volledige transcriptie van een ondervraging zou bovendien moeten beginnen met de eerste woorden die tot het kind worden gesproken en eindigen met de laatste. In deze zaak was de inleiding daarentegen weggelaten. 

De transcriptie begon met M. die zei: "Deze vind ik leuk." Enkele regels verder zei de ondervraagster: "Nou was jij mij aan het vertellen wat er gebeurde toen jij klein was", een opmerking die verwees naar de weggelaten dialoog. Hierdoor was het onmogelijk te beoordelen in hoeverre de ondervraagster het kind heeft beïnvloed voordat dit gedeelte van de ondervraging in de transcriptie werd opgenomen. 

Dit betekent dat de scores die aan het manuscript zijn toegekend gebaseerd zijn op slechts enkele gedeeltes van de eigenlijke ondervraging. Het is mogelijk dat de meest suggestieve en sturende passages van de ondervraging waren weggelaten. Dit lijkt te worden aangegeven door de aard van de geparafraseerde gedeeltes die opvallend vol staan met beweringen over misbruik. De transcriptie en het eindrapport lieten de rechtbank in het duister op welke manier M. nu eigenlijk werd ondervraagd.  

Er werd geen informatie gegeven over de aard van de seksueel-expliciete poppen, Om de bewijswaarde van deze ondervraging te kunnen beoordelen, had er een video-opname gemaakt moeten worden waarop de poppen en de non-verbale communicatie tussen de ondervrager en het kind zichtbaar zouden zijn geweest. 

[Blz. 290] 

Wij wisten bij voorbeeld niet welk effect de poppen zouden hebben gehad op de volgende vraag 

(De scores die aan de zinnen en commentaren werden toegewezen, worden tussen haakjes gegeven.):  

L.      Hoe stond die piemel? 

(1B,. Dit wordt als een suggestieve vraag beschouwd omdat de karakteristieken van de vader-pop, die M. in haar handen hield, haar wel beïnvloed moeten hebben.)

M.      Gewoon zo, recht. 

(Wat betekent dit? Het lijkt alsof ze naar de piemel van de pop wijst.)

L.      Zo recht, 

(7) 

en wat was die, hard of zacht? 

(2R; in welke toestand bevond de piemel van de pop zich? Dat weten wij niet.)

M.      Hard. 

(Gezien de weggelaten informatie kunnen we uit dit antwoord niets opmaken. M. zou de pop, die wij niet kunnen zien, maar die wellicht een erectie heeft, mogelijk als voorbeeld hebben genomen.)

Het tweede punt betreft de betekenis van de scores. 

De scores op zich zeggen niets over wat er gesuggereerd wordt, terwijl ze wel globaal aangeven hoe suggestief de ondervraging is geweest. Bovendien is er geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het maximum aantal suggestieve vragen dat gesteld mag worden. 

In theorie zouden er helemaal geen suggestieve vragen gesteld mogen worden, mag het kind niets geleerd worden, zou er geen druk uitgeoefend mogen worden en geen selectief gebruik worden gemaakt van straf en beloning. 

In werkelijkheid is het erg moeilijk een kind te ondervragen zonder ook maar iets te suggereren. Het feit dat het kind wordt ondervraagd zegt op zichzelf al iets. Desondanks geeft deze scoretabel de kwaliteit van de ondervraging als geheel aan. Zij geeft aan dat de ondervraging door mevrouw M. Lamers als uiterst suggestief en onprofessioneel beschouwd moet worden. Een nadere kijk naar enkele passages illustreert welke fouten zij maakt.  

In het begin van de ondervraging geeft de ondervraagster aan M. te kennen wat voor verhaal zij wenst te horen. Nadat het kind de kind-pop heeft opgepakt, waarvan gezegd was dat dit M. moest voorstellen, en de al eerder als papa benoemde pop, vraagt de ondervraagster:  

L.      Wie gooide jou van de bank? 

(2B; Wie kan het anders zijn? M. was niet gevraagd de politieagent-pop op te pakken.)

M.      Papa gooide mij op de bank. 

(Door het woordje "op" verandert de betekenis van de zin.)

L.      Papa gooide jou op de bank 

(7)

M.      Voor een grapje. 

(Dit lijkt op een nogal normale interactie tussen een ouder en een klein kind, mits het kind niet op de bank gesmeten werd.)

L.      Vond jij het een leuk grapje? 

(2A; Dit is op zichzelf al een suggestieve vraag, hoewel de opname nodig is om te laten zien hoe zeer de toonhoogte van haar stem een negatief antwoord lijkt uit te lokken. De sfeer tijdens de ondervraging zou heel anders zijn geweest indien de ondervraagster, na gehoord te hebben dat het "een grapje" was, iets had geantwoord in de trant van 'Wat leuk! Vertel eens wat er verder is gebeurd?" M. zou deze suggestie dan opgepakt kunnen hebben en iets verteld hebben over "lachen en giechelen op de bank". Doordat dit niet is gebeurd, heeft de ondervraagster op een subtiele manier. duidelijk laten merken dat zij graag een negatief verhaal wilde horen.)

 

[Blz. 291] 

 

M.      Nee!

L.      Schrok jij ervan? 

(2B; De ondervraagster introduceert het idee "geschokt te zijn". Dit begint nu in sterke mate een leersessie te worden.)

M.      Ja, en toen zei... ja en toen wou ik zeggen nou dat vind ik niet leuk, maar dat kon die niet 

verstaan.

 

Kort daarna zien we dat mevrouw Lamers de techniek van de herhaling gebruikt om het gewenste antwoord te krijgen.

 

L.      Hoe oud was jij toen dit gebeurde? 

(1A)

M.      Dat weet ik niet meer.

L.      Kun je het ongeveer aangeven? 

(2A, 4) 

Was je een babytje of liep je al? 

(2A, 4; Beide vragen worden gezien als een categorie 4 vraag omdat het herhalen van een vraag, nadat het kind heeft aangegeven dat zij het antwoord niet weet, onaangenaam is voor het kind en spanning veroorzaakt.)

M.      Ik was al een babytje. Ik kon wel staan, maar nog niet goed lopen.

L.       Was je 4 of 2 jaar? 

(2A, 4; deze vraag wordt nu voor de derde keer gesteld.)

M.      ... Eén jaar.

L.       Eén? 

(2B, 4; Dit is zowel een vraag als een uiting van ongeloof Als vraag behoort hij tot de categorie Gesloten/Suggestief. Als uiting van ongeloof oefent het druk uit op het kind. Deze druk beperkt zich niet alleen tot de vraag hoe oud ze is. Dit antwoord bevat ook de boodschap: "Pas op en geef het antwoord dat ik wil horen. Als je dat niet doet, dan zal ik steeds op deze manier reageren." Dit is in feite de vierde keer dat deze vraag wordt gesteld.)

M.      Ja 

(Dit kind laat zich niet snel beïnvloeden. Deze keer blijft ze bij haar oorspronkelijke versie.)

 

In een later stadium van het interview zien we dat M. als gevolg van de herhalingstechniek gedwongen wordt haar verhaal te veranderen.

 

L.      (Als ik haar vraag het voor te doen, gaat ze op de bank in de kamer liggen met haar benen 

 wijd.)

M.      Zo moest ik blijven liggen. Zo ... en dan moest ik blijven liggen om te dro... dan zei die, dan 

moest ik zo blijven liggen om te drogen, zei die.

L.      Wat moest je dan laten drogen? 

(1A)

M.      wijst naar haar kruis.

L.       Hoe was dat dan nat geworden? 

(1A)

M.      Weet ik niet kwam er wel eens een beetje tegenaan, was een beetje nat. 

(M. duwt hierbij de piemel van de vaderpop tegen de vagina van de kind-pop (volgens ondervraagster) ).  

[Blz. 292] 

 

L.      ... vader kwam met z'n piemel tegen jou .aan? 

(2B, 7; Dit is een gesloten vraag omdat het een ja of nee antwoord uitlokt. Het is suggestief omdat de ondervraagster het idee van vader' s piemel introduceert, wat M. niet expliciet aangaf in haar woorden. Het is niet te bewijzen dat het expliciet in haar handelingen aangegeven is geweest. M. leert nu bepaalde dingen te zeggen over vader' s piemel. De ondervraagster parafraseert nu ook het kind door de dingen die M. bij de poppen doet met woorden te herhalen. Dit is echter geen objectieve omschrijving van de handelingen met de poppen, maar de interpretatie van de ondervraagster. Afhankelijk van de toonhoogte van haar stem, kan dit een onderdeel worden van het systeem van straf en beloning dat wordt gebruikt om aan het kind duidelijk te maken wat voor soort verhaal de ondervraagster graag wil horen.)

M.      Ja, en dat was een beetje nat en dan ...

L.       Waar kwam dat nat vandaan? 

(1B; dit wordt als een suggestieve vraag beschouwd, omdat de ondervraagster binnen deze context door haar eerdere antwoorden al te kennen had gegeven dat vader' s piemel hier misschien iets mee te maken heeft.)

M.      Weet ik niet.

L.      Waar kwam dat nat uit? 

(1B, 4. Dit is nog een schoolvoorbeeld van hoe bevooroordeeld ondervragers soms te werk gaan. Wanneer het kind geen antwoord geeft of een antwoord dat de vermoedens van de ondervraagster niet bevestigt, dan wordt de vraag herhaald. Binnen deze context blijft het een suggestieve vraag, maar er wordt nu druk uitgeoefend op M. om een ander antwoord te geven. Bovendien wordt door het gebruik van het woord "uit" het kind iets geleerd, omdat het kind binnen deze context al eerder de suggestie heeft gehoord dat vader' s piemel hier iets mee te maken zouden kunnen hebben.)

M.      Waar die mee plast. (Wijst piemel aan) (

De ondervraagster heeft opgeschreven "wijst piemel aan". Dit antwoord bewijst niet dat M. door vaders piemel was natgemaakt. Het kan alleen als bewijs dienen dat ze opmerkzaam genoeg is om te weten wat ze moet zeggen en doen om de ondervraagster tevreden te stellen. We weten ook niet precies wat zij heeft aangewezen.)

L.      Bij zijn piemel? 

(2B; dit is een gesloten en suggestieve vraag. 
We dienen op te merken dat M. tot nu toe het woord 'piemel" niet gebruikt heeft. Het is mogelijk dat zij dit vermijdt omdat ze nog nooit de piemel van haar vader heeft gezien, maar in antwoord op de vorige vraag wees ze vaag naar het kruis van de vader-pop. Het is de interpretatie van de ondervraagster dat M. de piemel aanwees. 
Een andere uitleg van het gebeurde zoals M. het zich herinnert en waar de ondervraagster schijnbaar niet aan gedacht heeft, is misschien veel onschuldiger: haar volledig geklede vader kan haar uit het bad getild hebben en haar op de bank gelegd hebben om haar af te drogen, waarbij zijn kleren rond zijn heup wat nat zijn geworden. Op het moment dat hij haar afdroogde, inclusief haar genitaliën, viel het haar op dat de kleren van haar vader nat waren. Terwijl deze gebeurtenis M. vaag bijblijft, stuurt de ondervraagster haar iets te zeggen over een piemel. Zo' n interpretatie is hier zeer speculatief, maar wel mogelijk.)

[Blz. 293] 

 

M      Ja

L       Heb je wel eens gezien wat voor kleur dat nat had? 

(2B; Dit is een suggestieve vraag omdat het idee dat "nat" een definieerbare kleur heeft, nog niet aan M. is geïntroduceerd. Het legt ook speciale nadruk op "nat".)

M      Ja, net zoals je plast.

 

Indien het interview met M. niet kritisch wordt gelezen, dan kan de indruk ontstaan dat de ondervraagster met het bewijs is gekomen dat M. door haar vader seksueel misbruikt is. De meeste lezers, net zoals het ondervraagde kind, zullen de suggesties van de ondervraagster overnemen en antwoorden verwachten die het vermoeden bevestigen dat er sprake is geweest van seksueel contact. Een kritischer analyse laat zien dat de antwoorden die het kind aanvankelijk gaf dubbelzinnig waren. Het commentaar, de interpretaties en de daaropvolgende vragen van de ondervraagster stuurden dat gesprek in de richting van seksuele gebeurtenissen en misbruik. De verwachtingen van de ondervraagster lijken te zijn bevestigd.  

Het rapport van de ondervraging bevat ondubbelzinnig bewijs dat M. geleerd werd verhalen te vertellen over seksuele gebeurtenissen. Dit leerproces wordt gedurende de ondervraging steeds herhaald. 

Enkele regels verder in de tekst schrijft de ondervraagster: 

"Ik herhaal haar verhaal en doe met de poppen voor dat de piemel tegen de vagina gedrukt wordt." 

We moeten niet vergeten dat de ondervraagster niet het verhaal van het kind herhaalt, maar dat zij haar eigen interpretatie van het verhaal herhaalt. De demonstratie met de poppen zou hier meer nadruk kunnen leggen op de seksuele aspecten van de veronderstelde gebeurtenissen. 

Wanneer een ondervrager omschrijft wat het kind gezegd heeft, dan verschuift de nadruk altijd naar die elementen en handelingen in het verhaal die de ondervrager belangrijk vindt. Zelfs als de ondervrager dit zo objectief mogelijk probeert te doen, dan zal dit toch nog gebeuren en zodoende zal het kind leren wat de ondervrager verwacht en graag zou willen horen. Het kind zal merken hoe ze de elementen uit haar eigen verhaal moet verschuiven en waar ze de nadruk op moet leggen om de ondervrager een plezier te doen.  

In het rapport van Bullens en Lamers zien we hoe bovenstaand gesprek verdraaid was. Zij schrijven:

"Als belangrijkste herinnering vertelt M. over het vocht dat uit haar vaders piemel kwam."

Deze opmerking is eenvoudig niet waar. M. heeft dit niet verteld. Ze werd aangespoord in te stemmen met het feit dat "nat" (niet "vocht") enig verband hield met de plek "waar die mee plast" en met vader zijn piemel. Bovendien wordt er in het rapport geen aandacht besteed aan het grote verschil tussen iets vertellen en aangespoord worden in te stemmen met suggestieve vragen. 

Bullens en Lamers hadden het volgende moeten schrijven:

[Blz. 294] 

 "Nadat de ondervraagster herhaaldelijk had gesuggereerd dat het 'nat' ergens vandaan kwam en tevens had gesuggereerd dat dat vaders piemel geweest zou kunnen zijn, en het aanvankelijke antwoord van het kind dat zij niet wist waar het 'nat' vandaan kwam of uit kwam, had genegeerd, werd M. er uiteindelijk toe aangespoord in te stemmen met de ondervraagster. Zij deed dit door zonder iets te zeggen naar de pop te wijzen, met een eenvoudig bevestigend 'Ja' en met de woorden 'waar die mee plast.' Nadat de ondervraagster haar zover had gekregen, herhaalde ze het verhaal en deed het met de poppen voor om er zeker van te zijn dat M. begreep wat er van haar verwacht werd."

Ondanks dit leerproces weigerde M. dit verhaal opnieuw te vertellen toen de ondervraagster later probeerde haar het verhaal te laten herhalen.  

L.      Als je naar papa toeging, hoe lang bleef je dan bij papa? 

(1A)

M.      Twee nachtjes.

L.      En gebeurde er dan wat bij papa, als je daar was 

(lA)

M.      Nee! 

(0 jee, het verkeerde antwoord.)

L.      Er gebeurde helemaal niets naars 

(2B, 4,. Ook hier is de transcriptie onvolledig. Op het eerste gezicht lijkt het een omschrijving van M.'s antwoord. Maar de introductie van de woorden "iets naars" binnen deze context is suggestief. 
Het feit dat het waarschijnlijk in de vorm van een vraag gesteld wordt, vermoedt een ongelovige toon, waardoor bij M. overgekomen is dat het antwoord voor de ondervraagster onacceptabel is en waardoor M. leert dat de ondervraagster iets negatiefs over de logeerpartij bij haar vader wil horen. Haar antwoord geeft aan dat M. ertoe werd aangezet, haar verhaal als volgt te veranderen.)

M.      Wel! Dan ging ie me slaan, bij voorbeeld (...)

L.       En wanneer begon papa jou te slaan? (JB)

M.      Gewoon, dan begon die mij te slaan.

 

Terwijl Bullens en Lamers deze tegenstrijdigheden in M.'s verhaal negeren, schrijven zij:  

"Haar verhaal is vrijwel volledig consistent en ze laat zich nauwelijks door zogenaamde 'misleidende (verificatie-) vragen' van de wijs brengen."

 

Het rapport van Bullens en Lamers

Een probleem dat centraal staat in elk psychologisch onderzoek is de kloof tussen gedrag en geest. Gevoelens, gedachten en motieven (zowel bewust als onbewust) kunnen niet gecontroleerd worden. Deze dingen kunnen alleen beoordeeld worden op basis van waargenomen gedrag. Oordelen over de geestelijke gesteldheid van een ander is altijd speculatief en moet daarom uiterst hypothetisch blijven. 

[Blz. 295] 

Om de juistheid van het oordeel te vergroten, zijn er gestructureerde psychologische tests ontwikkeld. Deze tests moeten exact en precies zoals voorgeschreven worden uitgevoerd. Zelfs in de meest ideale omstandigheden zijn tests beperkt bruikbaar als diagnostisch hulpmiddel, waarbij in 60% tot 70% van de gevallen binnen acceptabele grenzen een juiste diagnose wordt gesteld. 

Het gebruik van projectieve tests en ongestructureerde gesprekken om de psychische toestand van een patiënt of cliënt te beoordelen, leveren geen objectieve informatie op. Als beoordelingsmiddel zijn zij betrouwbaar noch valide. Zij leiden er eerder toe dat de ondervrager zijn of haar eigen verwachtingen projecteert op de persoon die ondervraagd wordt. Desalniettemin gaan slecht geïnformeerde therapeuten, psychiaters en anderen door met het beoordelen van de innerlijke psychologische gesteldheid van hun cliënten, zonder te erkennen dat hun oordelen subjectief zijn.  

Het rapport van Bullens en Lamers is hiervan een duidelijk voorbeeld. Zij stellen:

 "(Er blijft) een grote gespannenheid, zich uitend in een onecht, quasi vrolijk lachen." 
en 
"Uit de even gespannen wijze waarop ze zowel over het slaan en knijpen als over het zogenaamde 'seksen' van vader vertelt, blijkt dat deze gebeurtenissen voor M. een gelijkwaardige angstbeleving hebben (gehad)," 

Er is niet vermeld welk criterium door Bullens en Lamers gehanteerd werd om te beoordelen of het lachen "quasi vrolijk" was, of waar ze uit opmaken dat M, "gespannen" is. De redenering waarmee deze diagnose gesteld is, blijft dus onbekend. Verder is de suggestie dat M's veronderstelde ervaringen de oorzaak zijn van "gelijkwaardige angstbeleving", pure speculatie.  

Als aangetoond zou kunnen worden dat M. inderdaad symptomen van gespannenheid vertoonde, dan kunnen we alleen maar naar de reden voor die spanning gissen, want deze kunnen ook veroorzaakt worden door allerlei andere dingen. Het eenvoudige gegeven dat M, ondervraagd wordt kan al voldoende zijn om spanning te veroorzaken, vooral omdat haar aanvankelijke antwoorden vaak niet door de ondervraagster werden geaccepteerd. 

Een kind dat probeert haar versie van een verhaal te vertellen (waarschijnlijk haar ideeën van de waarheid), terwijl ze duidelijk gestuurd wordt naar het vertellen van een ander verhaal (haar voorstelling van wat de ondervraagster wil horen), bevindt zich in een "double bind" situatie, 

(Double bind houdt in dat een persoon via verschillende signalen (vaak verschillende zintuigen, bij voorbeeld zien en horen) tegenstrijdige opdrachten opvangt en hierdoor in verwarring wordt gebracht. Het kenmerkende van een double bind is dat de persoon zich in eerste instantie niet realiseert dat de signalen die hij ontvangt tegenstrijdig zijn. In gevallen waarin deze signalen dwingende opdrachten geven die tegenstrijdig zijn kan de verwarring omslaan in grote spanning,) 

Deze "double bind" veroorzaakt veel spanning. De uitleg van deze symptomen als bevestiging van seksueel misbruik is eenvoudig onzin. Deze speculaties bereiken het toppunt van absurditeit en aanmatiging in de beweringen dat:

[Blz. 296] 

"Deze op zichzelf gerichte agressie een signaal is van plaatsvervangende schuld- en schaamtegevoelens inzake de genoemde negatieve ervaringen met vader. (...) Bij het doorvragen naar details is een actieve op angst berustende weerstand merkbaar; ze wil er niet meer aan herinnerd worden."  

Zoals eerder in dit hoofdstuk werd uiteengezet, moeten de verklaringen voor het gedragspatroon van kinderen veeleer in hun directe sociale omgeving gezocht worden. Wanneer een kind in een gespannen situatie gebracht wordt, zal het waarschijnlijk reageren door symptomen van frustratie te vertonen. 

Zoals we al gezien hebben, kreeg M. gedurende de zitting met de poppen verschillende boodschappen door. Ze wist dat er van haar verwacht werd dat ze de waarheid zou moeten vertellen, maar merkte dat haar aanvankelijke antwoorden niet werden geaccepteerd. Dit leidde tot een dubbele boodschap die voor kinderen altijd moeilijk te interpreteren is en die waarschijnlijk resulteert in gefrustreerd gedrag. 

Psychologisch gezien zijn kinderen veel eenvoudiger dan volwassenen. Hun instincten hebben zich ontwikkeld om hen te doen overleven door volwassenen in hun omgeving tevreden te stellen. In verwarrende sociale situaties zoals deze, trachten ze des te harder de volwassene tevreden te stellen. 

Het is heel aannemelijk dat M. om deze reden verward en gefrustreerd is geraakt. Tegen het einde, toen ze de ondervraging zat begon te worden en het vermoeden kreeg dat ze misschien helemaal niet de "juiste" antwoorden had kunnen gegeven, begon ze zich niet alleen af te zetten tegen de vragen, maar probeerde ze tegelijkertijd troost en bevestiging te zoeken. Dit is misschien de reden geweest dat M. beweerde buikpijn te hebben, de uitnodiging van de ondervraagster om op haar schoot te komen zitten aannam en zei dat ze niet wilde praten over "die nare dingen". In de transcriptie lezen we:  

"Als ik (ondervraagster) papa (-pop) pak, duwt ze hem wild weg. Ik pak de M.-pop en zet die bij mij op schoot. Gespannen lachend probeert ze er onderuit te komen."  

De frustratie en boosheid die voortkwam uit deze ondervraging en uit de pogingen van M. om de juiste dingen te zeggen, is een veel eenvoudiger, veel directer en geloofwaardiger uitleg voor haar gedrag. Het is niet nodig met hypothetische voorstellen over "plaatsvervangende schuld- en schaamtegevoelens" te komen.  

Ter afsluiting 

kan worden vastgesteld dat de ondervraging van M. op een zeer onprofessionele wijze werd uitgevoerd. Het is niet bij de ondervragers opgekomen om in hun conclusie rekening te houden met het effect van voorgaande ondervragingen of leerprocessen. Het effect van het leren door suggestief en sturend vragen lijkt niet begrepen te zijn. De ondervraagster scheen niet te begrijpen wat voor uitwerking haar eigen gedrag had op het kind. Het gebruik van seksueel expliciete anatomische poppen, op zichzelf al een suggestieve methode, was een ernstige fout. De transcriptie van de ondervraging was onvolledig en het is opmerkelijk dat de meeste van de veronderstelde uitlatingen over misbruik plaatsvonden in de weggelaten passages. Soms gaven de beweringen in het rapport van Bullens en Lamers niet de feiten weer die in de transcriptie worden aangegeven. 

[Blz. 297] 

Op belangrijke punten was de dialoog tegenstrijdig met de beweringen die in het rapport stonden. Het rapport stond vol speculatieve opmerkingen die werden voorgelegd alsof zij betrouwbare en geldige diagnoses waren. 

De centrale rol van de directe sociale omgeving voor het bepalen van het antwoord van het kind werd door de ondervraagster niet in overweging genomen. Er zijn aanwijzingen dat de ondervraging in een gespannen sfeer werd gevoerd en dat ze voor M. onaangenaam was. 

Inzake het veronderstelde misbruik van M. kan er geen bewijswaarde gehecht worden aan de ondervraging of aan het rapport. Integendeel, de ondervraging en het rapport tonen aan hoe gemakkelijk het is om kleine kinderen te manipuleren, en geven tevens blijk van de ernstig onprofessionele opstelling van Bullens en Lamers.

  Vorige ] Omhoog ] Volgende ]