Vorige ] Omhoog ] Volgende ]

~    [Home]     ~ 

GEDRAGSINDICATIES VAN SEKSUEEL MISBRUIK

[Blz. 250]

Vaak wordt het vermoeden van seksueel misbruik opgewekt door een der zogenaamde gedragsindicaties. Er bestaan nogal wat lijsten van gedragskenmerken die het gevolg zouden zijn van seksueel misbruik. Deze lijsten worden gebruikt om aan de hand van de erop voorkomende gedragskenmerken te onderzoeken of een kind mogelijk seksueel is misbruikt. 

Deze gedragsindicaties kunnen worden waargenomen door een peuterjuf, een buurman, een ouder of, hetgeen ook vaak voorkomt, door een der echtgenoten die met zijn of haar ex-echtgenoot in een gevecht om de voogdij gewikkeld is. Een bepaald soort gedrag, agressie ten opzichte van een ander kind bij voorbeeld, kan voor een volwassene aanleiding zijn vragen te stellen waardoor onopzettelijk verklaringen worden uitgelokt die het misbruik lijken te bevestigen. Bovendien wordt soms, in de loop van het onderzoek, de aanwezigheid van een der gedragsindicaties gebruikt om het vermoeden van misbruik te bevestigen, 

getuige het volgende waargebeurde verhaal.  

Een begeleidster van een peuterdagverblijf is van mening dat een driejarig jongetje zich tegenover de andere kinderen te agressief opstelt. Zij roept het advies van de kinderbescherming in. Iemand van deze instantie observeert het kind gedurende twintig minuten in een spelsituatie en constateert dat zijn spel erop wijst dat hij seksueel door zijn moeder is misbruikt. Zij onderneemt stappen om het kind bij een pleeggezin onder te brengen. 

Als de moeder die middag het kind komt ophalen is het verdwenen en niemand is bereid haar te vertellen wat er gaande is. De moeder heeft vervolgens een week nodig om uit te vinden waar haar kind is. Dan duur het nog eens drie maanden voordat de kinderbescherming toegeeft dat de moeder ten onrechte is beschuldigd en nog eens drie maanden voordat het kind weer bij de moeder wordt teruggeplaatst.  

Naarmate de bezorgdheid in de westerse samenleving 

met betrekking tot seksueel misbruik toeneemt, wordt de druk op het publiek groter om gevallen van misbruik op te sporen en te helpen deze te voorkomen. Ingrijpen wordt vooral verlangd als het om zeer jonge kinderen gaat, die zich zelf slecht kunnen verdedigen en bovendien hun problemen minder goed kunnen verwoorden. Er wordt in televisieprogramma's, workshops, kranten, brochures en tijdschriften een beroep gedaan op ouders, vrienden, onderwijzend personeel, artsen, pastores, begeleiders in peuterdagverblijven en buren om alert te zijn op fysieke signalen en gedragskenmerken die op seksueel misbruik van een kind zouden kunnen wijzen. Hun wordt gevraagd eventuele vermoedens te melden bij de medici of bij justitie.

[Blz. 251] 

Het toonaangevende Journal of the American Medical Association [*27] publiceerde 

een lijst van gedragssymptomen die op seksueel misbruik zouden wijzen. 

Deze lijst werd door vele andere tijdschriften overgenomen. Men werd geadviseerd bij kinderen op een of meer van de volgende gedragskenmerken te letten: 

  • 1. teruggetrokken gedrag en overmatig dagdromen

  • 2. slecht contact met leeftijdsgenoten

  • 3. gering gevoel van eigenwaarde

  • 4. angstig of fobisch, met name voor volwassenen

  • 5. ongezond uiterlijk

  • 5. algemene schaamte- of schuldgevoelens

  • 7. plotselinge achteruitgang in leerprestaties

  • 8. vroegrijpe persoonlijkheidsontwikkeling

  • 9. poging tot zelfdoding

  • 10. positieve relatie met de dader

  • 11. regressief gedrag

  • 12. bedplassen en/of onvrijwillige uitscheiding van ontlasting

  • 13. veelvuldig masturberen

  • 14. veel bezig zijn met seksuele spelletjes

  • 15. promiscue neigingen  

Een dergelijke lijst is allesbehalve behulpzaam. Op welke manier manifesteert zich een "ongezond uiterlijk"? Wanneer een buurman niet meer dan een vaag vermoeden heeft dat het kind van zijn buren seksueel wordt misbruikt, terwijl hij niet weet wie de dader zou kunnen zijn, dient hij dan op grond daarvan signalen van een te positieve verhouding met een volwassene of het tegenovergestelde, angst voor een volwassene, als verdacht te beschouwen? Wanneer zowel te volwassen als onvoldoende volwassen gedrag een symptoom kan zijn, is het dan ter beoordeling van een pastor hoe volwassen een kind op een bepaalde leeftijd dient te zijn?  

Een volgende lijst is samengesteld door Sgroi [*28]:

  • 1. overdreven onderdanig gedrag

  • 2. openlijk agressief gedrag

  • 3. vroegrijp gedrag

  • 4. toespelingen op seksuele activiteiten

  • 5. veelvuldige en onbehoorlijke seksuele spelletjes met leeftijdsgenoten, speelgoed of hem/haarzelf

  • 6. seksueel agressief gedrag tegenover anderen

  • 7. kent veel seksuele handelingen, zeker voor zijn/haar leeftijd

  • 8. komt vroeg op school en gaat laat naar huis; is vrijwel nooit absent

  • 9. slechte relatie met leeftijdsgenoten; maakt moeilijk vrienden

  • 10. heeft weinig vertrouwen in met name voor hem/haar belangrijke personen

  • 11. neemt niet deel aan schoolactiviteiten

  • 12. heeft op school concentratieproblemen

  • 13. plotselinge vermindering van leerprestaties

  • 14. buitengewoon angstig voor mannen en voor vreemden; bang om alleen te worden gelaten

  • 15. klachten van vermoeidheid of lichamelijke problemen, hetgeen op depressiviteit kan duiden

  • 16. gering gevoel van eigenwaarde  

[Blz. 252] 

De twee lijsten vertonen een aantal overeenkomsten, zoals problemen met leeftijdsgenoten, diverse angsten en seksuele kennis en activiteiten, die niet bij de leeftijd van het kind passen. Een aantal symptomen komt wel op de ene lijst voor en niet op de andere, zoals dagdromen, depressiviteit en te onderdanig gedrag. Men zou de conclusie kunnen trekken dat de gedragspatronen die op beide lijsten voorkomen sterkere indicaties voor seksueel misbruik zijn dan die slechts op een van beide lijsten staan vermeld. Men zou ook kunnen veronderstellen dat, indien een kind in plaats van een, meerdere symptomen vertoont, de gestelde diagnose daardoor wordt versterkt. Toch hebben deze strategieën hun effectiviteit niet bewezen.  

Het vaststellen van misbruik wordt in feite nog moeilijker, want beide lijsten, hoe lang zij ook zijn, zijn niet volledig. 

Een overzicht van de door diverse deskundigen samengestelde lijsten [*29] 

levert nog de volgende aanvulling op:  

  • 1. minder eetlust

  • 2. hangt sterk aan een der ouders

  • 3. zenuwtrekken

  • 4. overmatig alert

  • 5. loopt van huis weg

  • 6. snel geïrriteerd

  • 7. vermijdt oogcontact

  • 8. hyperactief

  • 9. bijzonder geïnteresseerd in vuur

  • 10. huilt zonder aanleiding

  • 11. gaat uitzonderlijk veel in bad of onder de douche

  • 12. wantrouwend

  • 13. slaapwandelt

  • 14. plotselinge gewichtstoename of -afname

  • 15. plast buitengewoon veel

  • 16. ziekten als longontsteking of ziekte van Pfeiffer

  • 17. verward

  • 18. nachtmerries

  • 19. slechte moeder-dochter relatie

  • 20. overmatig afhankelijk  

Zo langzamerhand lijkt het er op dat vrijwel iedere vorm van problematisch gedrag dat ooit bij een kind is vastgesteld, op seksueel misbruik kan duiden. Het probleem is namelijk dat hoogstwaarschijnlijk elk normaal kind op een bepaald moment in zijn kindertijd een of meer van de genoemde symptomen vertoont op grond waarvan het als slachtoffer van seksueel misbruik zou kunnen worden beschouwd. 

[Blz. 253] 

Het verspreiden van deze lijsten van gedragsindicaties, zonder de nodige waarschuwingen en informatie met betrekking tot de beperkingen die erop van toepassing zijn, leidt tot fouten, verwarring, overdreven reacties en onjuiste interpretaties.  

Laten wij eens kijken naar de volgende lijst: 

  • 1. depressief

  • 2. overmatig afhankelijk gedrag

  • 3. agressief

  • 4. zeurderig

  • 5. veeleisend

  • 6. weinig affectief

  • 7. feminien (passief) gedrag

  • 8. onvrijwillige uitscheiding van ontlasting

  • 9. angstig

  • 10. neurotische problemen

  • 11. bang voor alles wat met seksualiteit te maken heeft

  • 12. te veel of juist te weinig zelfbeheersing  

Deze symptomen hebben geen betrekking op tekenen van .seksueel misbruik bij kinderen, maar op gedragskenmerken die wijzen op conflicten tussen ouders in een gezin, die eventueel tot een scheiding kunnen leiden [*30]. 

Veel van deze symptomen overlappen die welke op seksueel misbruik zouden wijzen. Onder neurotische problemen kunnen verschillende angsten vallen. Depressiviteit kan tot uitdrukking komen in het zich terugtrekken of in somberheid. Een teveel aan zelfcontrole heeft veel weg van pseudo-volwassen gedrag.  

Ook in het belangrijkste diagnostische handboek 

voor psychologen en psychiaters, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders [*31], worden klinische categorieën, zoals 

  • depressiviteit in de kindertijd, 

  • angst voor scheiding, en 

  • aanpassingsproblemen 

beschreven, categorieën waarbij gedragspatronen beschreven worden die wij ook tegenkomen bij de symptomen van seksueel misbruik. 

De op de verscheidene lijsten voorkomende gedragskenmerken die als indicaties voor seksueel misbruik worden gepresenteerd, komen veel voor in situaties van 

  • scheiding, 

  • conflicten tussen de ouders, 

  • financiële spanningen, 

  • scheidingen in oorlogssituaties, 

  • een afwezige vader, 

  • natuurrampen en 

  • bij vrijwel iedere situatie waarin een kind met spanning wordt geconfronteerd. 

De mogelijke gevolgen van een beschuldiging van seksueel misbruik, zoals een angstaanjagend en misschien wel pijnlijk lichamelijk onderzoek door een vreemde, het gescheiden worden van een of beide ouders of plaatsing bij pleegouders, vormden op zichzelf al een bron van aanzienlijke spanning. 

Kinderen die van streek zijn, door heftige discussies tussen de ouders, door fysiek of emotioneel, niet-seksuele mishandeling of door welke verdrietige of angstige gebeurtenis ook, kunnen dit op verschillende manieren uiten. Sommigen bijten van zich af, terwijl anderen zich juist in zichzelf terugtrekken. Het ene kind wordt angstig, terwijl het andere lichamelijke klachten krijgt. 

[Blz. 254] 

Welke symptomen een bepaald kind onder spanning vertoont, wordt bepaald door een complexe combinatie van genetische aanleg en dat wat het kind in zijn omgeving leert. Het probleem wordt daarom gevormd door symptoomspecificiteit. 

Er bestaat niet een bepaald gedragskenmerk of gedragspatroon dat specifiek is voor het seksueel misbruikte kind, en dat met vrij grote nauwkeurigheid kan worden gehanteerd als basis voor de diagnose van seksueel misbruik. Er bestaat eenvoudig geen empirisch bewijs voor de veronderstelling dat de op de lijsten vermelde gedragskenmerken causaal verband houden met seksueel misbruik van kinderen.  

Een symptoom springt er echter uit 

en lijkt een valide indicatie voor seksueel misbruik te zijn, namelijk seksuele spelletjes en kennis van seksuele handelingen, die niet bij de leeftijd van het kind passen 

(zij het dat angst voor seks ook voorkomt op de lijst van reacties op conflicten tussen de ouders).

In een maatschappij waarin het onderwerp seksualiteit in het bijzijn van kinderen slechts in algemene en vage termen wordt aangesneden, als dat al gebeurt, vindt men het ongewoon wanneer een kind veel van seks af weet. Jammer genoeg ontbreken de noodzakelijke gegevens om de voorspellende waarde vast te stellen van wat misschien wel vroegrijp seksueel gedrag is. 

Wij vergeten dat wij op veel manieren kinderen met seksualiteit in contact brengen. De normale en natuurlijke, seksuele activiteiten van het kind zijn waarschijnlijk veel veelvuldiger en meer ontwikkeld dan de meeste mensen vermoeden [*32]. 

Wanneer wij niet weten wat "het normale niveau" is, is het moeilijk om vast te stellen wat voorlijk is, wat "een meer dan normale belangstelling" inhoudt en wat als indicatie voor misbruik geldt. Aan het onderzoek met betrekking tot het seksuele leven van het kind worden vaak beperkingen gesteld. Als gevolg daarvan heeft men niet kunnen vaststellen welk percentage misbruikte en welk percentage niet-misbruikte kinderen in hun spontane spel gedrag seksueel gedrag vertoont. 

Het is niet bekend hoeveel kinderen het seksuele gedrag van hun broertjes of zusjes, andere familieleden of speelkameraadjes nadoen. Wij weten evenmin hoeveel kinderen geconfronteerd worden met afbeeldingen van openlijke, seksuele handelingen in tijdschriften, op de kabeltelevisie of op de video en in welke mate dit tot imitatie leidt. Alhoewel voorlijk seksueel gedrag van jonge kinderen een sterkere indicatie voor seksueel misbruik lijkt te vormen dan de andere signalen is er te weinig over bekend om er een definitieve conclusie aan te verbinden.  

Bij het vaststellen van een gedragsindicatie dienen we er rekening mee te houden dat een bepaald symptoom of reeks symptomen het gevolg zou kunnen zijn van seksueel misbruik, maar evengoed door iets anders zou kunnen worden veroorzaakt. 

Schattingen over het aantal kinderen dat seksueel wordt misbruikt lopen sterk uiteen [*33]. Het cijfer van één op de drie dat door sommigen wordt gehanteerd, is gebaseerd op de hyperbolische verslaggeving in de pers, de fantasierijke verhalen die de ronde doen en op de hantering van zeer brede definities van misbruik [*34]. 

In het algemeen noemen de verschillende onderzoeken voor vrouwen een percentage van ongeveer 20 procent, dat in een of andere vorm gedurende de kindertijd seksueel contact met een volwassene heeft gehad. Er wordt aangenomen dat het percentage bij vrouwen twee maal zo hoog ligt als bij mannen. Het probleem bij dit soort schattingen is dat het seksuele contact kan variëren van een eenmalig geval van exhibitionisme, of subtiel strelen, tot herhaaldelijke pogingen tot penetratie. 

[Blz. 255]

Het is niet bekend hoe ernstig of hoe veelvuldig dergelijke seksuele contacten dienen te zijn voordat zij tot emotionele trauma's en merkbare gedragssymptomen leiden. Evenmin is bekend welk verband er bestaat tussen de aard van het contact en de hoeveelheid en ernst der symptomen.  

Laten wij er even van uitgaan dat ruwweg 20% van de vrouwen en 10% van de mannen in de Verenigde Staten voor haar of zijn achttiende jaar seksueel contact heeft gehad met een volwassene. Dat betekent een totaal gemiddelde van 15%. Binnen het kader van dit artikel willen wij ons voornamelijk beperken tot de groep jonge kinderen van wie het vermogen tot begrip nog zeer beperkt is en die zich nog moeilijk tegenover de volwassene kunnen uiten. Ongeveer 80% van de gevallen van seksueel misbruik vindt plaats bij kinderen boven de acht jaar [*35], omdat vanaf die leeftijd het kind de eerste tekenen van seksuele ontwikkeling vertoont. Dus ongeveer 20% van het aantal gevallen betreft kinderen van acht jaar en jonger.  

Wanneer wij uitgaan van de schatting dat 15% van alle kinderen wordt misbruikt en dit percentage hanteren voor de groep kinderen van acht jaar en jonger, betekent dit dat wellicht twee procent van deze categorie ooit een of ander seksueel contact met een volwassene heeft gehad. 

Schattingen gebaseerd op Nederlands cijfers leveren en vergelijkbare beeld op. 

  • Volgens Ensink en Albach [*36], die een retrospectief onderzoek hebben uitgevoerd, zegt drie procent van de volwassen vrouwen voor hun zesde jaar seksueel te zijn misbruikt. 

  • Draijer [*37] komt uit op een percentage van 1,4% op een proefgroep van 1054 personen.   

Laten wij dit percentage nu eens vergelijken met dat van andere problemen die tijdens de kindertijd kunnen voorkomen en die dezelfde gedragssymptomen tot gevolg hebben. De geschatte hoeveelheid gevallen van lichamelijk of emotioneel misbruik is aanmerkelijk hoger dan die van seksueel misbruik [*38]. Meer dan 40% van alle kinderen in de Verenigde Staten leeft, ten minste tijdens een deel van zijn/haar jeugd, in een één-oudergezin, voornamelijk vanwege scheiding van de ouders [*39]. Heel wat meer kinderen hebben te lijden van conflicten tussen ouders, die niet tot een scheiding leiden. Ten slotte is er dan nog het betrekkelijk kleine aantal kinderen dat werkelijk geestelijk gestoord is.  

Al met al is seksueel misbruik wellicht heel wat minder vaak de oorzaak van probleemgedrag bij een kind dan mogelijke andere factoren. De onderwijzer, pastor of welke andere persoon dan ook die, met de beste bedoelingen, overhaaste gevolgtrekkingen maakt op grond van een of meer geconstateerde gedragsindicaties en concludeert dat het kind seksueel misbruikt is, kan daarmee een fout maken die het kind ernstige schade berokkent.  

Het gebruik van niet-onderscheidende indicaties bij het stellen van een diagnose tast de betrouwbaarheid van die diagnose aan. Wanneer een bepaalde indicatie door honderd verschillende variabelen kan worden veroorzaakt, is het onjuist een enkele variabele als oorzaak te kiezen voor die desbetreffende indicatie. 

[Blz. 256]

De meeste van de indicaties die het gevolg van seksueel misbruik zouden zijn, ontstaan door spanning in het algemeen en niet specifiek door spanning vanwege seksueel misbruik. De diverse gedragsindicaties komen zo veelvuldig voor

  • bij normale kinderen,

  • bij probleemkinderen,

  • bij misbruikte kinderen en

  • als onderdeel van de normale ontwikkeling van het kind

dat elke poging om op grond ervan seksueel misbruik vast te stellen, vaak tot foutieve conclusies zal leiden en het kind ernstig zal beschadigen.

Volgens Douglas Besharov, destijds hoofd van het National Center for Child Abuse and Neglect, zijn gedragsindicaties alleen nuttig in gevallen van onverklaarbare, lichamelijke letsels [*40].

Vorige ] Omhoog ] Volgende ]