Het INDIGO-beleid
Dr Frans E J Gieles, januari 2015 "Initiatief Niets Doen Is Geen Optie" Vanaf november 2013 geldt bij Justitie, in casu het OM, het zogeheten "INDIGO-beleid": "Initiatief Niets Doen Is Geen Optie". Het Ministerie kan aan de rechtsprekende macht niets opleggen; deze toetst het gerapporteerde gedrag van verdachten aan de waarheid, de bewijsbaarheid dus, en aan de wet - niet aan het beleid van het OM of diens minister. Wat het OM nu doet, is
aan elke verdachte van een zeden-gerelateerd delict de eis van toezicht en behandeling opleggen (bij a) dan wel eisen (bij b). In beide gevallen dus voordat er door de rechter een bewijsbare schuld is uitgesproken. In geval (a) zelfs geheel buiten de rechter om. Dit pad (a), buiten de rechter om dus, is aan forse kritiek onderhevig, en wel door niet zo-maar-iemand: door de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Deze heeft in een onderzoek vastgesteld dat er sprake is van
Bij de 71.000 strafbeschikkingen van het OM trof het onderzoek er 16.000 aan waarbij het bewijs niet goed was onderzocht, dan wel de regels voor verhoor (van minderjarigen) niet waren gevolgd en de feiten niet correct zijn beschreven door onbevoegde functionarissen, terwijl de processen-verbaal eerder een samenvatting zijn dan een woordelijk verslag - een proces verbaal dus - waaruit eventuele druk op de verdachten niet meer te herkennen is.
Het OM stelt dus voorwaarden buiten de rechter om. Wie zich niet aan de voorwaarden houdt, komt alsnog voor de rechter - en dus in de krant, met alle mogelijke gevolgen van dien. De voorwaarden zijn dus zeer dwingend van aard. Een vreemde stoelendans Er treedt dan een merkwaardige 'stoelendans' op. Het OM legt al een maatregel op, nog voordat er schuld bewezen is. Met haar eis van 'behandeling' gaat het OM, de jurist, op de stoel van de arts zitten. Door van iemand behandeling te eisen, verklaart men deze immers ziek - in deze gevallen psychisch ziek - zonder dat hier enig hiertoe bevoegd persoon enig onderzoek naar gedaan heeft, laat staan hierover een bevoegde uitspraak over heeft gedaan. Reclassering terzijde geschoven Er is in de praktijk van het OM nog een
verandering opgetreden.
nu luidt de voorwaarde rechtstreeks
Hiermee wordt dus de reclassering omzeild. Deze mag alleen de behandelaar aanwijzen, mits deze "soortgelijk ambulant-forensisch" is. Een zelfgekozen, pakweg Jungiaans werkende psychotherapeut kan hier dus niet gekozen worden. Al evenmin pakweg een NVSH-seksuoloog, tenzij deze een licentie voor dit type zorg heeft verkregen in de vorm van een aantekening "forensisch" op zijn licentie. Markant genoeg gaat het OM, de jurist, dus niet alleen op de stoel van de arts zitten door behandeling te vergen, dus ziek te verklaren; ook nog bepaalt hier de niet-arts en niet-psycholog/-psychiater/seksuoloog het type behandeling dat gekozen moet worden. Er is immers een hemelsbreed verschil tussen een terugval-preventie-training door een forensisch instituut en een Jungiaanse psychotherapeutische behandeling. Dit alles zonder hier medisch gesproken toe opgeleid en bevoegd te zijn. De stoel van de onderzoeker Nog markanter is de zinsnede dat hij zich moet laten behandelen "voor zijn parafilie". Bedoeld is meestal natuurlijk "voor zijn pedofilie". Hier gaat de jurist ook nog op de stoel van de wetenschappelijk onderzoeker zitten door impliciet te verklaren dat zo'n behandeling ook mogelijk is. Geen hedendaagse arts, psycholoog, psychiater of seksuoloog zal nog beweren dat behandeling hiervan, in de zin van genezing ervan, mogelijk is; men kan er slechts beter mee om leren gaan. De macht van de behandelaar Met deze formuleringen legt het OM alle macht in handen van de behandelaar. Deze macht is groot. Immers, wie niet meewerkt aan de behandeling
kan worden teruggestuurd naar het OM. Wie deze behandelingen kent, weet dat het eigenlijk niet gaat om een 'behandeling', eerder om een 'training' - dit woord wordt ook meestal gebruikt - in terugval-preventie; een training in het juiste denken en doen/laten dus, een soort cursus dus eigenlijk. Is deze met goed gevolg doorgelopen, dan kan de behandelaar zeggen dat de parafilie zelf nog niet behandeld is, dus dat daartoe een vervolg-behandelling zal moeten plaatsvinden. In praktijk wordt dit ook "geadviseerd" - dus, realistisch als men daar dan weer wel is - niet altijd "dwingend opgelegd". Indien wel, dan legt men vrijwel een 'levenslang' op omdat de parafilie niet te behandelen is. Piekeren In praktijk kan men deze vervolgbehandeling weigeren, waarna de behandelaar zal besefen dat zoiets ongemotiveerd aangaan geen zin heeft en dan ook niet gebeurt. Juridisch gesproken dient hiertoe de tbs, die slechts een rechter kan uitspreken. Ook de beruchte RM (Rechterlijke Machtiging tot opname) is hiervoor niet bedoeld, zoals nog onlangs door de rechter is uitgesproken. Maar ja, wie weet dit allemaal? Vast niet de behandelde die hierover maar zit te piekeren ... De volgende stoelendans Op naar de behandelaar dus, als het goed is: de genezer, erheen gestuurd door de jurist die op de stoel van de arts is gaan zitten. De praktijk leert dat deze genezer vervolgens op de stoel van de rechercheur, de officier, de diagnosticus en de rechter gaat zitten. Centraal staat niet de persoon, maar het delict. Dit wordt - ook zonder gerechtelijke uitspraak hierover - bewezen geacht en het wordt tot op de kleinste details uitgesponnen, nageplozen, verplicht gerapporteerd. Hierbij is de sfeer niet die van 'helpen' (formeel wel natuurlijk) maar die van ziek verklaren en van oordelen - lees: veroordelen. |