Start ] Omhoog ]

Wie het heden niet kent, is gedoemd om te verdwalen 

Erik van Beek, filosoof, seksuoloog NVVS i.o.; in: Tijdschrift voor Seksuologie, 36, 4; december 2012

Sinds ik betrokken ben bij de NVVS heb ik Jelto Drenth altijd beschouwd als een van de chroniqueurs van de seksuologische traditie. Zijn bloemrijke, anekdotische stijl heeft mij altijd geprikkeld om verder te denken. 

Maar deze keer niet. Eerlijk gezegd ben ik geschokt door zijn commentaar. Als ik niet beter wist zou ik denken dat hij het spoor bijster is. Ik ga dit toelichten. 

Ik noem de door Drenth aangehaalde getuigenissen van zogenaamde schadeloze pedofielenliefde (Van Lieshout e.d.) geen voorbeelden van nuance, maar van dwaling. Ik heb niet de moeite genomen ze te noemen omdat ze een dood spoor zijn, passé, achterhaald. Begrip vragen voor een liefdevolle wijze van seksuele omgang met het argument dat de schade juist door de tederheid en warmte uitblijft, is echt iets uit een andere tijd. Waarom? 

Het betreft hier een a priori asymmetrische relatie tussen een volwassene en een minderjarige. Als het je als volwassene echt om de liefde voor het kind te doen is, kun je de seks achterwege laten. Voor de minderjarige geldt: kinderen willen aandacht van volwassenen, liefde, lief doen. Daarvan kun je als het ware een vat leeggieten in een kind. Geen seks. 

Als het kind achteraf beweert — en ik ken ook wel wat getuigenissen daarvan - dat het geen schade heeft geleden onder het misbruik, heeft het geluk gehad, en is dit in mijn opinie meer ondanks dan dankzij de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden. 

Ik zou de onderbuik van de samenleving vertegenwoordigen omdat ik de termen "naïef" en "onzinnig" heb gebruikt. Laat ik nog maar eens benadrukken dat ik de uitspraken van Brongersma inderdaad ONZINNIG vind, en wel omdat ik vind dat Brongersma anderen en misschien ook zichzelf een rad voor de ogen draaide: hij schetste pedofilie af als liefde, waarbij het de pedofiel gaat om de liefde voor het door hem begeerde kind. Dit werd in brede kring vertrouwd en geloofd. 

Het benoemen van de eigen seksuele behoeften die hiermee werden bevredigd, werd zorgvuldig omzeild. En om mijzelf maar te citeren:

"...in het belang van iedereen, behalve dat van het kind zelf". 

Maar kinderen willen niet uit zichzelf seks met een volwassene.

Kinderen hebben seksuele gevoelens en behoeften, maar zullen die uitzoeken met leeftijdsgenoten. Wanneer een kind zich jegens een volwassene seksueel verleidelijk opstelt, is dit vrijwel altijd doordat het dit van een volwassene zo heeft "geleerd". 

Drenth beweert dat ik me door mijn stellingname buiten de seksuologische traditie plaats. Welke traditie? Die van de jaren '70? Als ik de meningen binnen de NVVS peil, zoals dat even vluchtig gebeurde tijdens een studiebijeenkomst van mei j.l., dan vermoed ik dat er geen eenduidige stellingname is over hoe we ons als seksuologen professioneel moeten verhouden tot pedofilie; de houding varieert van

  • een groep leden die gruwt van pedofielen en er professioneel niets mee te maken willen hebben tot
  • Brongersma-aanhangers en 
  • alles ertussen.

Ik heb wel enige sympathie voor de missie van Drenth: het is gedurfd om onder enorme maatschappelijke druk en kritiek te pogen nog een apart subgroepje daders voor de poorten van de hel weg te slepen en daarmee aan te geven: pedoseksuelen zijn niet per se monsters; en kindermisbruik heeft gradaties in ernst. 

Hoe gewelddadiger de seks is die tussen een oudere en jongere plaatsvindt, hoe waarschijnlijker, groter en langduriger de emotionele schade bij het kind. En naarmate de minderjarige meer richting 16 jaar komt zal de schade waarschijnlijk ook minder zijn. Maar, hoewel de volwassene het misbruik op verschillende manieren kan aanpakken, het machtsverschil tussen dader en slachtoffer is nooit relatief. 

Dit maakt voorbeelden van lofuitingen van slachtoffers over de beleden seksuele relatie eigenlijk onbetrouwbaar, al komen ze avond aan avond aan tafel bij Pauw en Witteman. 

Kennelijk heeft Drenth mijn betoog over het betreden van de "plek der moeite" niet gelezen of niet begrepen. Ik verwacht meer heil van initiatieven van pedofielen zelf: zij kunnen weergeven hoe ze de woede en haat vanuit de maatschappij beleven, en anderen confronteren met hun te harde of juist te milde blik op de pedofiel. Veel pedofielen die ik spreek zijn in zelfkennis en inschatting van risico’s realistischer dan Jelto Drenth. 

De kritiek van Drenth op het gebruik van dichotomieën verbaast me: het differentiëren, onderscheiden en eventueel weer verbinden van elementen binnen een begrip of definitie is geen eindpunt, maar bedoeld als methodisch instrument om kleine verschillen binnen het oorspronkelijke begrip meer de ruimte te laten. 

In dit geval: het tussengebied tussen daders en niet-daders krijgt juist meer ruimte, en mijn interesse is hoe beide groepen elkaar kunnen beïnvloeden in de richting van maximale bewustwording van verlangens en fantasieën, in combinatie met maximale kanalisering daarvan buiten contact met kinderen. 

Dat het hanteren van een dichotomie een normatief effect heeft, is onvermijdelijk: historisch gezien is er net zoveel kans dat een onderverdeling de ontstane subgroepen verder uit elkaar drijft, als dat er een brug tussen beiden wordt gelegd. 

Ik vind het ridicuul om met het uitgekauwde voorbeeld te komen: 

‘het onderscheid tussen homofilie en homoseksualiteit is ook een verwarrende en kunstmatige dichotomie gebleken’. 

Ja, maar daar ging het om discriminatie van relaties en seks tussen instemmende volwassenen. En het onderscheid wordt eigenlijk alleen nog in strenge confessionele kringen gehanteerd: 

"Wees homofiel, maar praktiseer het niet”. 

De ironie wil nu dat dit adagium juist wel opgaat voor pedofielen! Heeft Drenth nog steeds de hoop dat we in Nederland een maatschappij krijgen waarbinnen pedofiel zijn gang zal mogen gaan,, als hij maar lief is en het kind niet kwetst? 

Wat wil Drenth eigenlijk? Wil hij mij als moralist neerzetten? Prima: mijn morele ondergrens is dat het misbruik van kinderen wordt verminderd, ook als de slachtoffers later blijmoedig getuigen daar geen last van te hebben gehad. 

Kwalijker is dat het benadrukken van relativering van schade een verkeerd signaal geeft — valse hoop biedt -- aan pedofielen, een hoop die ook vereniging "Martijn" fataal is geworden, deels doordat ze in haar ideologisch denken is blijven steken in een ver voorbije tijdgeest.

Drenth mag mij vervolgens van naïviteit betichten als ik de toepassingsmogelijkheden van virtuele kinderporno uiteenzet, maar hij weet evenmin als ik wat de gedoog-effecten hiervan zullen zijn. En ik ben liever naïef over de toekomst dan mijn ogen te blijven sluiten voor uitwassen uit het verleden. 

Drenth komt ook met voorbeelden uit andere culturen, waar seks tussen ouderen en minderjarigen geaccepteerd en niet schadelijk lijkt. Inderdaad, en die culturen zijn dan ook al decennia lang favoriete vakantiebestemming voor westerse pedo-toeristen. 

Hoe heeft Drenth vastgesteld dat de schade meevalt? Het enige schadelijke element dat in dergelijke culturen ontbreekt, zijn de bij ons bekende hysterische reacties vanuit de omgeving op slachtoffer — en dader. 

Wanneer je over dit soort controversiële onderwerpen spreekt, moet je altijd in de gaten houden dat je niet uit contact raakt met de tijdgeest.

Ik kan me voor- stellen dat Drenth zich medeverantwoordelijk voelt voor het destijds naïef gedogen van maatschappelijke verheerlijking van pedofilie, met als spreekbuis een man die door Drenth persoonlijk een NVVS-erepenning kreeg opgespeld. 

Dat is onzin, Drenth kan ontschuldigd worden, want in die tijd wisten we zoveel minder over de behoeften en strategieën van pedoseksuelen en de schade van kindermisbruik, dat we ons mogen beroepen op de traagheid van het voortschrijdend inzicht. 

Ik vermoed dat deze pijnlijkheid Drenth de scherpte ontneemt om de slingerbeweging van de van historisch culturele evolutie rond het denken over dit onderwerp op waarde te schatten. En zo zeilt de uitspraak 

"wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen" 

als een boemerang terug in het gezicht van de afzender. 

Het discours rond dit onderwerp gaat al jaren niet meer om wat er verloren gaat als we liefdevolle volwassen-kind-relaties niet meer gedogen. En terecht. Net zo min is de discussie "wel-of-niet-gedogen van pedofielen in de maatschappij” eigenlijk nog actueel. We raken alweer een stapje verder. 

De vraag, of beter, de uitdaging voor de komende tijd is hoe pedofiele fantasieën beleefd en vorm gegeven kunnen worden zonder daarmee kinderen te belasten. En nog preciezer: of het creëren en reguleren van alternatieve manieren van zelfstimulatie kan leiden tot meer verantwoordelijkheid, meer zelfcontrole én meer bevrediging bij de pedofiel. De onderzoeken in die richting zie ik met spanning tegemoet.  

Start ] Omhoog ]