Een pedofiel heeft ook een gezin Merel Thie, NRC 9 maart 2013 Pedofielen krijgen steeds langduriger toezicht opgelegd. In Nederland staan 660 zedendelinquenten onder toezicht van wie de veroordeling met kinderen te maken had. Ze zien zichzelf meestal niet als een ‘echte’ pedofiel. „Ik ben geen Robert M.” Marjan Hooijer haalt een pieper op bij de receptionist. Die neemt ze mee naar spreekkamer vijf, waar ze haar cliënt ontmoet. Een man van achter in de dertig met een houthakkersoverhemd. Hij straalt. Een jaar geleden is hij vrijgekomen uit een tbs-kliniek, na bijna tien jaar detentie. Marjan houdt namens de reclassering toezicht op hem. Hij is veroordeeld voor ernstige zedendelicten, met kinderen. Sinds een aantal weken heeft de man een vriendin. Op Valentijnsdag heeft hij haar meegenomen naar een restaurant en een voorstelling. Marjan is „nieuwsgierig”, zegt ze tegen hem. Tijdens hun vorige ontmoeting hebben ze besproken hoe de de man zijn vriendin zou kunnen vertellen waar hij precies voor heeft vastgezeten. Het vormt een risico. Als zij het verder vertelt, raakt hij misschien de kennissenkring kwijt die hij na zijn detentie heeft opgebouwd. Maar Marjan moedigt aan open te zijn tegenover een nieuwe partner, zodra dat kan. Het hebben van een goede relatie, vertelt ze, verlaagt de kans op een terugval.
Man: „Ik heb het verteld, het ging een beetje vanzelf.” In 2011 hadden de drie reclasseringsorganisaties in Nederland samen 640 zedendelinquenten onder toezicht. Nu zijn dat er al 950, van wie er 660 veroordeeld zijn voor een delict dat met kinderen te maken had. Variërend van het in bezit hebben van kinderporno tot langdurig misbruik. Het potentieel aan pedofielen is waarschijnlijk veel groter. Uit Duits onderzoek (Berliner Männer Projekt) bleek dat 1 procent van alle mannen in meer of mindere mate pedoseksuele gevoelens heeft en daarmee worstelt. Reclassering Nederland merkt dat rechters steeds langer toezicht zijn gaan opleggen. Dat verklaart een deel van de toename van de zedenplegers die zij onder toezicht hebben. Termijnen van vijf jaar zijn steeds gewoner geworden, waar twee jaar lang standaard was. Een van de redenen daarvoor is dat juist pedofielen op langere termijn nog recidiveren. Zeker de zogenoemde ‘kernpedofielen’: hun geaardheid gaat niet over. De verliefde man ziet zichzelf niet als zo’n echte pedofiel, vertelt hij in de spreekkamer bij de reclassering, al heeft hij wel „pedoseksuele delicten” begaan. Wat precies wil hij niet vertellen aan een buitenstaander. Marjan is wel op de hoogte, ze leest de processen-verbaal en de vonnissen. Van sommige details krijgt ze het nog altijd „koud”, al doet ze dit werk al jaren. De man gaat contact met kinderen sinds zijn veroordeling het liefst uit de weg, zegt hij. Zijn huidige vriendin heeft kinderen, maar die zijn al groot. „Mochten er ooit kleinkinderen komen, dan kan er niet gelogeerd worden als ik er ben.” Een groot deel van de misdaden tegen kinderen wordt niet gepleegd door mensen met een pedofiele geaardheid, zegt Marjan. „Veel mannen wenden zich tot kinderen omdat ze niet in staat zijn relaties met volwassenen aan te gaan.” Het toezicht op terugkerende pedofielen in de samenleving is steeds lastiger geworden voor reclasseringswerkers. Zelfbenoemde pedojagers flyeren met foto’s in de buurten waar pedofielen wonen, hun ruiten worden ingegooid. Pedofielen zijn de nieuwe heksen, concludeerde schrijver Arnon Grunberg in 2011 een column. Vorig jaar werd pedofielenvereniging Martijn verboden door de rechtbank in Assen. Het hoger beroep in deze zaak begon donderdag. Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie, VVD) wil levenslang toezicht mogelijk maken op zedendaders. Als jonge vrouw droomde Marjan Hooijer (51) er niet van met zedendelinquenten te werken. Nu heeft ze er dertig onder haar hoede. De complexiteit van het werk spreekt haar aan. Zij beoordeelt of de zedendelinquent zich houdt aan bijzondere voorwaarden die de rechter hem heeft opgelegd, zoals een verplichte behandeling, of een verbod om contact te zoeken met slachtoffers. Ze legt contact met de mensen om hem heen. Behandelaars, de wijkagent, de huisarts en familie. En jeugdzorg, als de dader kinderen heeft. Ze zoekt mee naar een geschikte woning als die er niet (meer) is. De meeste cliënten spreekt ze elke twee weken. Als ze net vrijkomen is dat vaker, aan het einde van een behandeling kan het minder zijn. Ze komen langs bij de reclassering, of zij gaat op huisbezoek. Ze investeert veel tijd in eventuele partners. Die zijn voor haar een belangrijke bron van informatie. Maken ze zich zorgen, zondert hun man zich af? Komen er buurkinderen over de vloer? En een relatie kan een terugval voorkomen. Net als bij gewone gedetineerden gelden de drie W’s voor pedofielen: als Wonen, Wijf en Werken in orde zijn, is de kans op een terugval het kleinst. Ook de volgende cliënt van Marjan vindt zichzelf geen ‘echte’ pedofiel. „Ik voel mij op en top hetero, al heb ik, denk ik, wel een bepaalde aanleg.” Hij heeft een kind uit de familie misbruikt, gedurende een langere periode. En toen hij jong was, is er ook al ‘iets’ gebeurd met kinderen. De rechter heeft hem als recidivist langdurig reclasseringstoezicht opgelegd. Hij zegt: „Ik heb mijn handen niet thuisgehouden en dat was fout.” Zijn vrouw is met hem meegekomen naar de reclassering. Ze is ook na zijn veroordeling bij hem gebleven. Hoe kon ze dat opbrengen? Met steun van het geloof, zegt ze als haar die vraag wordt gesteld. De dag dat haar man vrijkwam, lag er een foldertje op de mat. Met een psalm erop. De tekst sprak hen aan, en ze gingen bij de kerk. „Als ik mijn man niet kan vergeven, hoe kan God mij dan ooit vergeven voor de fouten die ík heb gemaakt?” Het zou trouwens iets anders zijn, voegt ze eraan toe, als haar man een kind „bruut had verkracht”. De vrouw ziet er verzorgd maar afgetobd uit. Nadat haar man vrijkwam, is ze ernstig ziek geworden. Haar man zegt: „Nu kan ze op mij leunen. Ik ben blij dat ik iets terug kan doen.” Dat zij bij hem is gebleven, is voor hem niet alleen gemakkelijk, zegt hij. Hij wordt nu continu geconfronteerd met wat hij haar heeft aangedaan. Zij: „In het dorp denken mensen dat ik het wist. En ik zal nooit kunnen bewijzen dat dat niet zo was.” In de gesprekken met haar cliënten is Marjan alert op wat ze ‘goedpraters’ noemt. Het bagatelliseren van het delict of de gevolgen ervan. „Ik hoor dingen als: ze kwam toch zelf bij me terug, ze vond het hartstikke leuk, ze had geen pijn.” Maar vaak is het subtieler. De man die zijn echtgenote meenam, vertelt uitgebreid hoe hij gruwt van verkrachters die een kind ‘van de straat sleuren’ of het pijn doen, zoals kinderoppas Robert M. „Ik snap niet dat er mannen zijn die daar genot uit halen.” Hij zegt: „Ik ben geen Robert M.” Marjan Hooijer is streng als er vergoelijkt wordt, maar toont ook empathie. Dat is nodig om te zorgen dat mensen haar vertrouwen, en eerlijk vertellen wat ze bezighoudt. „Als je dat niet kunt opbrengen, moet je dit werk niet doen.” Als ze merkt dat pedofielen zich niet aan de voorwaarden houden die de rechter heeft opgelegd, stuurt Hooijer een zaak terug naar het OM. Bijvoorbeeld als ze erachter komt dat libidoremmende medicatie niet meer wordt ingenomen. De pedofiel moet dan alsnog het voorwaardelijke deel van zijn straf uitzitten. Ze doet het liever niet. Want als dat voorwaardelijk deel is uitgezeten, is er geen enkel toezicht meer. Dit scenario werd deze week werkelijkheid bij de Eindhovense pedoseksueel Sytze van der V. Hij zit het laatste deel van zijn voorwaardelijk opgelegde celstraf uit, omdat hij zich volgens de reclassering niet aan de voorwaarden wilde houden. Binnen een half jaar komt hij vrij en kan hij gaan en staan waar hij wil. Staatssecretaris Teeven wil het mogelijk maken dat toezicht op zedendelinquenten verlengd kan worden, desnoods levenslang. Vermoedelijk eind deze maand wordt zijn wetsvoorstel in het kabinet besproken. Marjan Hooijer zou het niet zinvol vinden om in één keer levenslang toezicht op te leggen. „Er kan zo veel gebeuren in een mensenleven. Daders kunnen een serieuze relatie krijgen, waardoor ze op het rechte pad blijven. Sommige mannen verliezen hun driften als ze ouder worden, of komen in een rolstoel terecht.” Maar een verlengingsmógelijkheid vindt ze wel zinvol. Want er zijn cliënten van wie zij „buikpijn” krijgt. „Die zeggen: als mijn toezicht er straks op zit, stop ik met de libidoremmende medicijnen. Er zijn cliënten die verhuizen als het toezicht is afgelopen.” Dan licht Hooijer de wijkagent in de nieuwe woonplaats in. Maar meer mogelijkheden heeft ze nu niet. Ja, ze kan hen eraan herinneren hoe het was toen ze werden opgepakt en in de gevangenis zaten. „Weet je nog wat ze toen met je gedaan hebben? Toen je die blauwe plek bij je oog had?” Want dat pedoseksuelen mishandeld worden in gevangenissen, kan ze uit eigen waarneming bevestigen. Natuurlijk brengt ze ook vaak de gevolgen voor de slachtoffers in herinnering bij haar cliënten. Maar ze denkt wel eens dat het meer effect heeft de gevolgen te schetsen voor het eigen leven van een pedofiel. „Je raakt alles kwijt, álles. Je familie gaf je een tweede kans. Maar als je weer de fout ingaat, kotsen ze je uit.” In haar dagelijkse werk onderhoudt Hooijer veel contact met gemeenten. Een deel van de gemeenten staat „niet te springen” om een veroordeelde pedofiel op te nemen, zeker niet als dat iemand is die er eerst niet woonde. De gemeente waar iemand vandaan komt, is officieel verplicht een veroordeelde weer op te nemen. Maar soms zijn alle partijen het erover eens dat dat geen goed idee is. Omdat de ramen dan worden ingegooid, of omdat een gemeente niet wil dat slachtoffers met hun dader geconfronteerd kunnen worden. Amsterdam biedt zelfs slachtoffers een ander huis aan, als de pedofiel niet gedwongen kan worden te verhuizen omdat hij bijvoorbeeld een koophuis heeft. Een van de cliënten van Marjan vertelde haar dat hij zich gechanteerd voelt door de gemeente waar hij woonde. „Als je je niet aan onze voorwaarden houdt, vertellen we het de buurt.” Een derde cliënt van Marjan heeft vrouw én kinderen. Zijn eigen kinderen heeft hij nooit aangeraakt, vertelt hij. Hij zou niet kunnen. „Zoals je ook geen seksuele gevoelens kunt hebben voor je moeder.” Hij had dat wel bij andermans kinderen. „Als ik terugkijk, zie ik dat ik waardering zocht bij die kinderen. Ik had een band met hen die ik niet met volwassenen had. Ik had wel kennissen, maar geen echte vrienden.” De school waar zijn kinderen op zitten, raakte op de hoogte van zijn veroordeling. Nu wil de school niet dat hij zijn eigen kinderen nog van school haalt. Wat als hij weer een kind misbruikt en het wordt bekend dat de school zijn geschiedenis kende? Het is een lastig dilemma, dat ziet de man zelf ook. Hij blijft al uit de buurt van de naschoolse opvang en sportclubs, maar wil zijn kinderen van en naar school kunnen brengen. Marjan biedt aan eens met school te praten. „Om duidelijk te maken dat jij niet iemand bent die zomaar een kind een kast in sleurt.” Ze heeft de indruk dat de school bang is „voor iets wat niet reëel is”. Tegelijkertijd komen er bij het gezin thuis kinderen van school over de vloer, wier ouders niet weten dat de vader in het gezin is veroordeeld. Eerst hielden de man en zijn vrouw dat af, maar ze willen het hun kinderen niet ontzeggen. Dáár schuilt eerder een gevaar, in de zin dat de man een band kan gaan opbouwen met één van deze kinderen, zoals hij dat ook voorafgaand aan zijn delict deed. De reclassering heeft met de man en zijn vrouw een ‘veiligheidsplan’ opgesteld. Eén van de afspraken daarin is dat de man nooit alleen is met kinderen die komen spelen. „Mijn vrouw gaat dan geen boodschappen doen, dat doe ik wel.” |