Start ] Omhoog ]

Beeldig

Een blik in de ziel van een tiener van toen

Frank Vrijman, 2001

In de NRC van 6 januari 2001 viel mijn oog op een standbeeld dat me verdraaid bekend voor kwam. Het staat links onderaan in het artikel "De stille beeldenstorm" dat gaat over verdwenen kunstwerken. En ja: het is "Moeder en kind" van Mari Adriessen, in 1954 geplaatst op het gebouw van een verzekeringsmaatschappij, vlak bij mijn school. 

In 1954 was ik twaalf jaar. Het beeld laat niet te raden dat de moeder een vrouw is, evenmin dat het kind een jongetje is. Ik fietste daar dus dagelijks langs en bemerkte toen al naar wie mijn blik getrokken werd, wie van beiden mij het meeste deed. Het was het jongetje.

Nu zat ik op school bij de leraren die danig hun best deden om de leerlingen niet alleen de stelling van Pythagoras en zo meer eigen te maken, maar vooral toch het geloof. Ik zat in de derde klas, inmiddels vijftien jaar, waar de godsdienstles vooral ging over moraal, huwelijk en seksualiteit. Nu zou je zeggen: aan de late kant, maar toen toch: rode oortjes in de klas en een aandachtig gehoor voor de leraar.

Nu, de leraar had succes met zijn lessen, want ik begon moeite te krijgen met mijn gevoelens bij het passeren van het beeld. Ik koos maar een andere fietsroute, kennelijk Gods wil, maar dit had niet het beoogde effect: ik zag het blote jongetje niet meer in het echt, maar voor mijn geestesoog werd het alleen nog maar mooier en aantrekkelijker: verboden vruchten smaken het best. Dit hielp dus niet. Wat te doen?

Nu was ik slim en de theologie is rijk aan mogelijkheden om Gods wil zo te interpreteren als het je maar uitkomt. Ik bedacht dus slim: 

'Het moet de bedoeling van God zijn dat ik daar langs fiets. Dat kan niet anders, ik voel dit zo. Alleen, volgens de godsdienstles moet ik dan alleen even wat hoger kijken, naar die vrouw. Dan begin ik daar vanzelf naar te verlangen, hetgeen de bedoeling scheen te zijn van De Schepper volgens de godsdienstleraar. Dat ik zo en passant even langs het kind omhoog keek, ja, hoe kon het anders, en dit was toch maar even mooi meegenomen dan. Kan niet anders zijn dan Gods wil. Gaandeweg zou ik vanzelf wel meteen naar boven kijken en het klaarblijkelijk verplichte verlangen wel eens gaan voelen.'

Zo gezegd, zo gedaan.

Helaas werkte het niet zoals zo slim gepland was. Het vrouwelijk deel van het standbeeld wist, hoe zeer zij ook bloot haar best deed, bij mij niets speciaals te wekken, terwijl het jongetje zo ongeveer mijn ziel in brand zette en, qua mijn en zijn leeftijd, ook mijn lichaam duidelijke signalen begon af te geven... Wat te doen?

De godsdienstleraar zei, desgevraagd, dat het vanzelf wel goed zou komen als ik maar zou bidden en geduld had. Het kostte wellicht even tijd, God had het immers druk. Hij zei er nog iets bij, namelijk dat ook een kind door God was geschapen naar Zijn Beeld en dus alleen maar mooi kon zijn. Hier is niets slechts aan, zei hij.

Nou, mooi! Kon ik dus rustig, wat extra langzaam (er bij stil staan ging natuurlijk iets te ver) langs het standbeeld fietsen en geduldig wachten tot mijn ziel en lichaam meer op de vrouw dan op het kind gingen reageren.

Niet dus.

Wat nu dan weer te doen? Ik was inmiddels zestien en koos geen andere route dan langs dit standbeeld, dus dagelijks keerde deze vraag maar weer terug. Twee maal zelfs, heen en terug. Wat te doen nu dus weer?

Ik legde het probleem aan mijn vrienden voor, die bereidwillig meteen even meefietsten langs het standbeeld. Hun oordeel was: 

"Nou, die vrouw... ik zie er ook niet veel in. Dat kind is gewoon mooi." Later zei een van de vrienden hierover: "Als ze nu leek op het meisje van De Bijenkorf waar ik verliefd op ben...." 

Bereidwillig fietsen wij door naar de Bijenkorf...

Ik zelf begon weer aan theologie te doen en te interpreteren zoals het mij het beste schikte. Ik bedacht: 

'Nou, als God mij dan deze boodschap zendt, dan bedoelt hij vast wel dat ik onderwijzer of jeugdleider moet gaan worden.' 

Nu, dit kwam even goed uit, want dat wilde ik zelf toch al, en met God op de achtergrond kon ik niet mis zitten. Ja, mijn aardse vader was er fel op tegen ("Daar verdien je nog geen droge boterham mee!") maar wat is een aardse vader tegenover de Hemelse? Kansloos!

Dezelfde godsdienstleraar bracht de oplossing, toen ik het probleem nog maar eens ter sprake bracht. 

"Duidelijk genoeg,"zei hij, "je bent geroepen tot het jeugdwerk." 

Met de notitie dat je dat in die tijd en die omgeving geacht werd te verstaan als 'de jeugd tot God te brengen', maar als je het en passant een leuk vak vond, was daar geen bezwaar tegen. De pater ging voort met: 

"We zoeken toevallig net een leider voor het clubhuis in de binnenstad waarvan ik de moderator ben. Ik zal even de hoofdleider bellen en je kunt er morgenavond beginnen, als je wilt. Ik denk dat het Gods roeping is dat jij de binnenstadsjeugd gaat opvangen. Dan kun je meteen zelf ervaren of het ook jouw roeping is om jeugdleider als beroep te kiezen."

Wijze woorden. Zie:

De volgende dag veranderde mijn leven! Zestien jaar jong, werd ik jeugdleider tussen de  straatschoffies - weliswaar met de 'roeping' om hen via Donald Duck en Arendsoog, sport en spel tot De Bijbel te begeleiden, maar ik mocht deze opdracht als 'doe maar kalm aan' opvatten.

Ik leefde volkomen op tussen deze vitale en gevoelige kinderen, zo anders dan de stille muis die ik was: mijn verborgen ziel en zelf, van wie ik nu hartstochtelijk mocht gaan houden. Al snel was ik ook leider van een groep en was te vinden langs het voetbalveld en in het zwembad, dat wekelijks door de gezamenlijke clubhuizen was afgehuurd. Al snel had ik meerdere groepen en was ik redacteur van het clubhuisblad.

Weliswaar gaf de hoofdleider mij enkele instructies in de orde van 

  • 'Ga niet met een kind in een kleedhokje' en 

  • 'Wees niet alleen met een kind in het clubhuis', alsook 

  • 'Als je problemen hebt, kom dan eerst naar mij' en zelfs 

  • 'Laat het bestuur er dan liever buiten'... 

Dit was dus 'voor de goede verstaander' en warempel, nog midden in mijn tienertijd begreep ik dit heel goed. Kennelijk een levenservaren hoofdleider in gesprek met een levenswijze tiener...

Hier begon ik eigenlijk pas te leven. Beetje laat, dus, maar beter laat dan nooit. Mijn vader klom in de hoogste boom om mij dit te verbieden, haalde zelfs een beroepskeuze-adviseur van stal (die niet zag dat er met mij innerlijk iets aan de hand was, wat dan ook) maar ik trok mij er simpelweg niets van aan. Ik ging mijn eigen weg, ik werd volwassen. 

Mijn moeder begreep het goed. Zij nam naast en na haar eigen kinderen, nog alsmaar pleeg- en weekend- en opvangkinderen aan. Haar voorbeeld heb ik gevolgd en dit was en is mijn levensweg zoals deze moest en moet zijn.

"Moest?" Ja, qua innerlijke signalen, opgewekt of versterkt door een stenen beeld met vrije theologische interpretatie van wat dit opriep ... Maar, leerde ik later, de signalen van binnenuit en die van Hogerhand zijn dezelfde. Het Koninkrijk Gods in IN u, zo werd ons geleerd. Een rijk van vrede en liefde. Niet, overigens, van begeerte of driften. Plato sprak er al over, Socrates citerend... Houd het Platonisch, dus...

Dit alles rond een bloot standbeeld... Stel je voor, zeg, dat een tiener daar langs fietst! Dat jeugdige zieltje moeten we wel even beschermen! Het jeugdige zieltje echter, volgt toch echt wel zijn eigen weg, luisterend naar zijn of haar innerlijke stem. Geen eenvoudige weg, overigens.

Start ] Omhoog ]