Een persoonlijke bijlage Frans Gieles, januari 2025 Ik ben nu 83 jaar. Toen ik een tiener was werkte ik als jeugdleider in een clubhuis ‘voor de straatkinderen’. Dat je daar wél van mocht houden, maar ze niet intiem mocht zien of aanraken, was een vanzelfsprekendheid. Dat een van de leiders ontslagen werd omdat hij in het zwembad een kleedhokje gedeeld had met een kind, vonden wij vervelend, maar ook logisch en acceptabel: vind ze rustig leuk, maar zoiets dóé je nu eenmaal niet. In principe mocht je als leider ook niet alleen met een of enkele kinderen in het gebouw zijn: alleen als de hoofdleider er ook was. Pas na enige tijd kreeg ik een sleutel en toestemming om alleen in het gebouw te zijn, zonder kinderen dan, om als bibliothecaris de bibliotheekkamer klaar te zetten – stripboeken op de tafeltjes – en om een activiteit voor mijn groep voor te bereiden door op de knutselzolder van alles klaar te zetten, op termijn ook met kinderen die juist dan aanbelden en best wel even wilden helpen – en aandacht krijgen. Gaandeweg mocht ik ook de woonhuizen bezoeken om de niet teruggegeven boeken op te halen, én om mijn hobby, goochelen, de kinderen aan te leren in hun huis of in mijn eigen huis. Mijn moeder bracht ze chocolademelk. Later gold dit ook voor de gitaarlessen die ik gaf. Ik vormde met twee vaste vrienden een trio. Vriend 1 werd verliefd op een meisje in De Bijenkorf, dus moesten wij daar vooral maar eens iets gaan kopen om de jongedame te zien. Vriend 2 wilde priester worden en kon zich dus geen verliefdheden veroorloven. Ik zelf werd gewoon verliefd op de kinderen, dus moesten de andere twee maar eens naar mijn huis komen om mijn geliefden te zien. Vriend 3 deed dit met een fototoestel. In de middagpauze wandelden wij in de duinen naast de school. Er was een gezonde competitie wie er met een aardige brugklasser mocht wandelen – een wedstrijd die ik gewoonlijk ook won. Ik kon ook een leuk uitje voor hen organiseren. Het ‘vallen op leuke kinderen’ en activiteiten met hen doen, het was heel gewoon. Dat veel leerlingen er een ‘lievelingspater’ op na hielden, een soort mentor, was ook heel gewoon. Op de zaterdagen ging ik graag naar de aardrijkskunde-pater, omdat deze een kamer had vol wereldbollen, landkaarten, prachtige boeken, ook muziek – én tijd en aandacht voor mij: heel gewoon. Dat de zwembadpater een nogal opvallende zwembroek aan had, met een zichtbare bobbel er in – heel gewoon – ook dat hij na het zwemmen wel eens over de halve deurtjes van de kleedkamers keek of alles goed ging – heel gewoon. In militaire dienst was ik de SMA (sergeant-majoor administrateur). In de avonden mocht ik graag nog wat werken en studeren (pedagogiek MO A schriftelijk) op mijn kantoor. Daar had ik een tafel ingericht met kleurpotloden, tekenblokken, kleurplaten, gekleurd papier met schaar en plaksel – voor de kinderen van de militairen die ’s avonds graag over de kazerne zwierven. militairen die ’s avonds graag over de kazerne zwierven. Heel gewoon allemaal – maar dit is veranderd. |