[ Start ]     [ Omhoog ]

 

De weg naar zelfacceptatie

Dr Frans E. J. Gieles, januari 2025

Mensen kunnen ineens of gaandeweg ontdekken dat zij pedofiele gevoelens hebben. Dit gebeurt doorgaans in de loop van de tienertijd. Op de middelbare school merken zij dat hun klasgenoten verliefd worden op elkaar, maar dat zij, al derdeklasser, nog steeds vallen op de voor hen zo charmante brugklassertjes. Vaak genoeg schrikken zij hiervan en willen zij er van af, maar merken dat dit niet lukt. Dit kan het begin zijn van een vaak lange weg, de weg naar zelfacceptatie.

Hieronder wil ik de fasen die er op die weg te onderscheiden zijn beschrijven. Daarna moeten we even stilstaan bij de grote rol die de samenleving in dit hele proces heeft. Daarbij wil ik iets van de methodiek beschrijven waarbij hulpverleners, professionele of maatjes, deze mensen kunnen helpen. Deze methodiek is in grote lijnen al beschreven in

Mijn bron hierbij zijn de mensen die ik in de loop van de laatste 45 jaar heb mogen ontmoeten en vaak genoeg langdurig heb mogen spreken in de zelfhulpgroepen van de NVSH en enkele vergelijkbare groepen, meestal als gespreksleider en individueel gesprekspartner. Nu heb ik hier geen archieven van aangelegd of bewaard – mensen willen dit niet – maar met een redelijke schatting uit het geheugen kom ik toch op zo’n 150 medemensen – die niet eens allemaal nu nog leven, maar die wel gesproken hebben. Dit is dus geen aselecte steekproef uit de bevolking, maar een specifieke groep mensen die de stap naar de (zelf-)hulpverlening gemaakt hebben, dus geen kwantitatieve of statistische vorm van onderzoek maar een kwalitatieve vorm ervan op een abstract niveau. Ik beschrijf geen individuele mensen – citeer deze wel als toelichting – maar de patronen die ik in de loop van die 45 jaar gaandeweg begon te zien.

De fasen

Fase 1: De ontdekking

Zoals hierboven al gezegd, vindt deze meestal plaats in de tienertijd op de middelbare school. In klas drie merk je dat je klasgenoten vooral naar elkaar lonken, maar dat jij nog steeds lonkt naar de charmante brugklassertjes. Als dat jonge meisjes zijn, kun je nog denken dat iedereen jonge meisjes wel leuk vindt, maar als je jongen bent en naar de jongere jongens lonkt, kom er nog een probleem bij: ‘Ik zal toch geen homo zijn?’ of, erger nog: ‘Ik zal toch geen pedo zijn?’ Let op het woordje “zijn”: het betreft geen eigenschap, naast andere, maar een identiteit.

Fase 2: Het eenzame piekeren

Dit kan een lange periode zijn. Je spreekt er met niemand over, maar piekert er eindeloos over in je eentje. Kenmerkend voor piekeren is het steeds in hetzelfde rondje ronddraaien, jezelf alsmaar vragen stellen: ‘Wat als …?’ maar geen antwoorden vinden.

Fase 3: Je eerste ‘uit de kast komen’, er wel over praten

Bijna standaard is dat dit begint bij de moeder. Al even standaard is haar antwoord: ‘Och, jongen, ik wist dat er iets met je was en eigenlijk ook wel dat dit het is. Maar je bent en blijft mijn kind en ik houd van je, al hoop ik wel dat je van de kinderen afblijft.’ Al bijna even standaard volgt daarop eenzelfde gesprek met de vader.

Het kan ook anders lopen. De moeder zegt: “Dat kan de familie beter niet te weten komen.” Dit kan het begin zijn van een lange tijd van isolatie van de familie, tot zelfs wat iemand zei na de begrafenis van een van de ouders: “Ik ben nu ook mijn neven tegengekomen. Dat was sinds vijftien jaar geleden.”

Ook vertrouwde vrienden kunnen de eersten zijn die dit horen; ze zullen er doorgaans weinig raad mee weten. Of een vertrouwde volwassene binnen of buiten de familie, een pastoraal persoon of een hulpverlener, al wordt die stap doorgaans pas later genomen.
De druk is ietsjes van de ketel, maar het piekeren blijft doorgaan. Het piekeren kan ook de vorm aannemen van het zoeken naar meer informatie: op het internet, in de bibliotheek of in een gedegen artikel in een krant of tijdschrift. Met die informatie ben je een stap verder gekomen, maar je blijft er eenzaam over piekeren.

Fase 4: Hulp zoeken

Dit is een cruciale stap, maar ook een moeilijke. Dit artikel gaat alleen over de mensen die die stap hebben durven zetten. Eenmaal in gesprek met iemand, kun je vertellen over de eerdere en de volgende fasen.

Fase 5: Hulp vinden

De hulp kan gevonden worden bij StopItNow!, een telefoonlijn waarop je anoniem kunt blijven. Of bij De Waag, al dan niet hiertoe verplicht. Zie voor deze organisaties de literatuurlijst. Hier beperk ik mij tot wat ik in de NVSH JORis groepen en contacten heb ervaren.

De JORis groepen en individuele contacten zijn gratis, zelfs desgewenst met reiskostensubsidie of -vergoeding, maar niet anoniem. Men moet wel in persoon komen kennismaken, de echte naam en adresgegevens prijsgeven en dit ondersteunen met een identiteitsdocument. Dit is om undercovers te weren – we hebben ze gehad … mét verborgen camera! – en zo een veilige gespreksomgeving te creëren. In de groepen mag men een schuilnaam aannemen, mits de coördinatoren over de ware gegevens beschikken.

De eerste stap is hierbij de moeilijkste. Zelf heb ik talloze van die ‘eerste gesprekken’ gevoerd. Dit doe ik in mijn eigen huis, al wil ik ook wel naar de nieuwe persoon toe reizen. Bijna standaard schrikt de persoon dan op bij elk geluidje dat van de straat komt: “Wil je de gordijnen dicht doen?” - “Ze kunnen ons toch niet horen?” – “Heb je huisgenoten of bovenburen?” – “Kunnen je buren ons horen?” Die eerste angst en schrik ebt doorgaans al snel weer weg als het gesprek op gang komt. Ik neem er enkele uren de tijd voor.
In hulpverlenersland ongebruikelijk, vertel ik ook over mijzelf, desgewenst vooraf en/of waar dit aansluit bij de andere persoon. Met vindt het opmerkelijk dat een hulpverlener ook over zichzelf spreekt; dit is men niet gewend. Het levert reacties op als “Nou, jij weet tenminste waar ik het over heb … mijn vorige hulpverlener wist niets af van pedofilie …”

Ook mensen met een ‘besmet verleden’ worden toegelaten, mits zij voldoen aan de woorden in de tekst van de startpagina:

“JON en JORis West zijn er voor mensen die merken dat zij verliefd kunnen worden op kinderen of jongeren, maar die dit gevoel niet of niet meer willen omzetten in seksuele daden met kinderen.”
We maken dan de keuze tussen een van de groepen (Oost of West) en/of (vooralsnog) alleen individueel contact, waarvoor ik desgewenst ook naar de mensen toe reis. De groep betaalt dan mijn reiskosten. Ook voor die individuele contacten neem ik zeer ruim de tijd en ook deze gesprekken kunnen jaren voortgaan.

Eenmaal in de groep, houden we, als er een nieuw lid is, eerst een ronde van zich voorstellen, waarna de nieuwe persoon gevraagd wordt zichzelf voor te stellen. Dit is een spannend moment, wat we dan ook altijd laten gebeuren vóór de vrij lange pauze met maaltijd, ter voorkoming van het feit dat de nieuwe persoon zo zenuwachtig is dat hij nauwelijks zijn soep kan eten zonder te bibberen. Na deze voorstelronde bespreken we wie hierna nog waarover wil doorspreken, met dan een zekere mate van voorrang voor de nieuwe persoon. Bij navragen op het eind van het gesprek is de nieuwe persoon gerustgesteld en tevreden. Als men eenmaal de veiligheid van de groep heeft ervaren, horen wij heel vaak “Dit is de enige plek waar ik hierover kan praten!” Dit gesprek kan jarenlang worden voortgezet, wat ook meestal het geval is.

Fase 6a: Het zoekproces

Dit kan een lange fase zijn met mogelijk ook een grillig verloop tussen non-acceptatie en wel-acceptatie van zichzelf. Het is eigen aan de narratieve methodiek om te beginnen met de vraag naar verhalen: wat heeft de (nieuwe) persoon zoal meegemaakt? Deze vraag kan aansluiten op wat de andere groepsleden verteld hebben. Er wordt dan naar het verhaal gevraagd, maar vooral ook naar het gevoel over het verhaal. Aanvankelijk kan dit gevoel duidelijk verwijzen naar een non-acceptatie van zichzelf.

G(roepslid)1: Heb je ook wel eens iets leuks meegemaakt?
P(ersoon): … … Jawel … In de supermarkt zag ik een erg mooie en leuke jongen …
G: Goh … wanneer was dat? Kort geleden?
P: … … Nee … zeven jaar geleden …
G: En hoe voelde dit achteraf, weer thuis of op weg naar je huis?
P: … Ik dacht: Dit ben ik! … Ik ben dit … Ik ben zó …
G: Dat klinkt mij niet blij in de oren …
P: Nee, wat dacht je … Ik zit er nog steeds mee …
G: Al zeven jaar …?
P: …. Ja …

G2: vertelt dat hij een leuke ervaring had: in zijn knutselclub kroop een kind bij hem op schoot. De leidster ervan keek welwillend toe. ... Heb jij die ervaring ook wel eens gehad?
G3: … Ja … op het kinderdagverblijf waar ik toen stage liep …
G2: Dus lang geleden …?
G3: Ja … 45 jaar geleden …
G2: En daarna, hoe voelde dat?
G3: … Even fijn … maar ik schrok erg van dat gevoel … Ik heb toen besloten om, ondanks mijn opleiding hiertoe … niet met kinderen te gaan werken …
G2: En hoe kijk je daar nu, achteraf, tegenaan?
G3: Een juist besluit … nooit spijt van gehad … Wat had er allemaal kunnen gebeuren …?

Over “achteraf” gesproken:
FG: “Je bent nu met pensioen … Mensen kijken dan nogal eens terug op hun leven … Jij ook? En hoe is je terugblik? Persoon: … … … “Ik had er niet moeten zijn”
Het woord en het vragen naar het gevoel is hier cruciaal. We onderscheiden hierbij (a) gevoel = de spreker bekend als in zichzelf aanwezig, en (b) emotie = deze komt ineens op en is vaak onaangenaam; komt vaak onverwacht op na een trigger. Een van die emoties kan zijn: een gevoel van schaamte.
P3 vertelt iets wat hij heeft meegemaakt of gedaan.
G(espreks)l(eider): Bij mij thuis vertelde je vorige week heel wat meer …
P3: Ja, maar ik wil voor de anderen geen trigger zijn van negatieve emoties.
Gl: Dit klinkt mooi, maar is het eigenlijk zo dat je jezelf wil beschermen tegen je eigen emoties …?
P3: … … … Dat is eigenlijk wel zo … Ik zou me dan gaan schamen ….

In een individueel contact met dezelfde P3:
Gl: Weet je al wat je zondag gaat vertellen in de groep?
P2: In elk geval geen emoties … Ik vertel wel iets dat ik in de week ervoor gedaan heb …

De rol van emoties is dus groot. Niet dat deze altijd aangenaam zijn … ze kunnen lange tijd ook voor de persoon zelf verborgen en/of ontkend zijn geweest – en dan ineens opkomen, of zelfs ineens uitbarsten.
Gl: Je bent niet zo’n vlotte prater, maar je zit nu wel heel lang kennelijk zelf even na te denken … Mogen we je gedachten vernemen?
P3 barst in huilen uit, slaat met zijn vuisten op de leuning van de bank en schreeuwt het uit: “DIE ROTZOOI!!!!!”
Gl: Mogen we begrijpen wát er dan zo rot is …?
P3: DIE GEVOELENS! … Dat ik nou, na mijn pensioen, nog zit te kijken naar kinderfilms …
De groep praat erover door, de man hervindt zijn rust en bedankt de groep voor het begrip.
Opmerkelijk genoeg haalt dezelfde man in de zitting een maand erna een papiertje tevoorschijn waarop hij de leuke (kinder)films met kinder-acteurs én de leuke zangertjes van de kinderkoren heeft genoteerd. Zijn gezicht straalt nu vreugde en tevredenheid uit. Er is een stap gezet op de weg van zelfacceptatie.

In een andere groepszitting barst een man ineens uit in een explosie, met woorden in zijn oorspronkelijke taal: “Those emotions!!! Destructive … disturbing … awfull … desastrous!!!”
Desgevraagd: wat dan precies: op luide toon met veel gebaren: “Being a MAP (Minor Attracted Person)!!! A desaster … My decision to be a teacher … is the most wrongfull decision, the greatest mistake in my life …”
Gevraagd wat er dan zo desastrous was: met luide stem en gebaren: “I was a magnet for the boys … and the boys were a magnet for me … I still am obsessed with boys in shorts … … … I myself, I am still a school boy …”
De man barst in een combinatie van huilen en woede uit … staat op, loopt weg, loopt een rondje om het gebouw en komt weer terug … met “Excuse me for my emotional explosion …” De groep reageert adequaat met begrip, empathie en compassie

We zijn weer één stapje verder op de lange weg naar zelfacceptatie, op welke weg de drie woorden hierboven hun cruciale plaats hebben gekregen in dít verhaal: begrip, empathie en compassie.

Het derde woord hebben wij, coördinatoren, onlangs toegevoegd aan onze kernbegrippen, na het lezen van “Compassie als de kern van de therapie voor daders van seksueel misbruik - Hocken, Kerensa, & Taylor Jon” – Zie de literatuurlijst.
De auteurs stellen dat de gebruikelijke terugvalpreventie-methodiek voor sommige mensen soms kan werken, maar dat deze vooral het gevoel van schaamte oproept, wat zij beschrijven als een destructief gevoel. Je hoeft je niet te schamen voor wat het brein je aandoet, wel kun je jezelf verantwoordelijk stellen voor eenmaal aangerichte schade. Er komt dan schuldgevoel op, wat kan aanzetten tot beter handelen.

Andere basisregels zijn 'Niet oordelen' en 'Geen ongevraagde adviezen geven'.

Kernbegrippen bij het proces van deze zoekweg zijn:
 (1) Herkenning van de gevoelens als feit.
 (2) Erkenning hiervan als eigen.
 (3) Dit onder ogen zien, niet (meer) ontkennen, maar overdenken, analyseren, bespreken.
 (4) Begrijpen, begrijpelijk maken, éérst voor jezelf: zelfcompassie bereiken. Vooraf hieraan gaat: compassie van anderen ervaren.
 (5) Vormgeven: een manier van leven vinden die legaal, sociaal, en hopelijk ook een beetje gelukkig is.

Merk hierbij op dat het zelf-acceptatieproces momenten vraagt van rationeel denken, maar dat het proces zelf op gang komt met gevoelens, ook van schaamte, en emoties, die zelfs een emotionele explosie kunnen inzetten, kennelijk na het vele jaren verbergen en/of ontkennen van deze verborgen emoties. Om ze eindelijk in een veilige omgeving te kunnen uiten in een groep die ze begrijpt, dat lucht de mensen op; ze bedanken de groep en/of de gesprekspartner ervoor – en kunnen verder.

Fase 6b: De hindernisbaan van de nevenproblematiek

Let wel: een 'helpend groepsklimaat' verloopt, bij voorkeur zelfs, niet 'rustig, glad, overzichtelijk en rationeel'; nee, er kunnen sterke emoties loskomen en geuit worden, en dus niet alleen positieve emoties ... juist ook emoties waarbij angst, schaamte of schuldgevoel zich opnieuw melden. Het kunnen namelijk oude, diep gewortelde en destijds verdrongen emoties zijn, die, nu de persoon volwassen is én een in de groep veilige omgeving heeft, los kunnen komen.
Waar dit gebeurde, wisten beide groepen hier goed mee om te gaan en werden de groepsgenoten daarna bedankt. Het 'loskomen' van die oude emoties kan in individuele contacten worden voorbereid; deze worden vaak veiliger bevonden dan de groepscontacten.

Intussen kan er best neven-problematiek zijn, al dan niet samenhangend met de genoemde gevoelens. Ik noem:

  • Mogelijk wel samenhangend:
    isolement, somberheid, depressie, moeite met ‘het stigma’, dus ‘het masker’, ‘het geheim’, ‘het dubbel-leven’; soms ook juridische problemen en buurtproblemen. Bij dit type problemen kan de groep doorgaans goed behulpzaam zijn.
  • Al dan niet samenhangend:
    suïcidaliteit, autisme, bipolariteit, psychosen, borderline, verslavingen, vroege hechtingsproblematiek en/of latere onthechtingsproblematiek, relatieproblematiek in gezin of partnerschap en heel veel angsten.
    Dit type problemen verhuist dan beter naar de individuele contacten. Ik zadel de groep liever niet op met iets als “Ik ben nu bang dat ik mijn vierde psychose krijg.”
Deze nevenproblematiek verdient wel serieuze aandacht. Wat op je weg als hulpverlener kan komen is namelijk dat ‘het probleem pedofilie’ een deken is die een onderliggende problematiek bedekt, bijvoorbeeld oude hechtingsproblematiek of (sporen van) oude trauma’s die de mentale ontwikkeling hebben gestagneerd of vertraagd… “I am still a school boy” …

Aan deze vormen van hulpverlening zitten ook grenzen. Probeer maar niet die 'pedofilie' er uit te krijgen, dat gaat niet lukken. Zo zijn er meer problemen die te diep in de persoon zitten en die zich niet laten veranderen. Denk aan autisme, maar ook aan - ik citeer - "een diep geworteld wantrouwen tegen alles en iedereen", vermoedelijk diep geworteld door een vroege onveilige hechting. Ook permanente hevige angsten zijn moeilijk te verhelpen. Het gaat dan om 'leren leven met'.

Fase 7: Gaandeweg zelfacceptatie

Ook hier zijn sub-fasen en verschillende manieren van voelen, denken en doen in te onderscheiden. Vaak verschijnt als eerste: “Het is mijn lot nu eenmaal.” En lot komt van buiten en is onontkoombaar. Het kan de vorm aannemen van “Hier ben ik mee geboren of volgens anderen: geschapen.”

Zelf zie ik dit “ermee geboren”, dus “al in de baarmoeder aanwezig” als niet bewijsbaar en niet geloofwaardig. Ik zie, met bijvoorbeeld de auteurs van het stuk over “Compassie als kern …”, dat ‘het pedofiele gevoel’ zich ontwikkelt in de loop van de ervaringen in het leven. Het brein houdt die gevoelens vast, zeker als er een geluk-hormoon bij komt kijken ... of een stress hormoon … Het brein doet dit vrijwel automatisch, dus je hoeft je er niet voor te schamen; het gebeurt gewoon. Ik voeg er dan aan toe: én de keuzen die je dan zelf maakt hoe hier mee om te gaan. Voor het ontstaan van de gevoelens draag je geen verantwoordelijkheid, wel voor de keuzen die je zelf maakt hoe daarmee om te gaan. Denk aan de hierboven genoemde man die ervoor koos om niet met kinderen te gaan werken, contra mijn keuze om dit nu juist wel te doen.
Wat we dan vaak horen is een tweedelige boodschap: (1) Voor mijzelf aanvaard ik mijn gevoelens nu wel, maar (2) ik weet dat de samenleving hier anders over denkt en dat ik in die samenleving moet zien te leven.

Fase 8: een manier van leven vinden

De diversiteit van stijlen van leven kan in de gespreksgroepen inspirerend zijn, want mogelijkheden en modellen aanreiken. Op je JON website is hiervoor de rubriek “21 leefstijlen” in zeven talen aangelegd op
< https://www.jorisoost.nl/leefstijlen/nederlands/stijlenframe_ned.htm >. Stijl 21 is: ontwikkel zelf je eigen stijl.

De P.S. fase 9: anderen helpen

Mogelijk kun je, als je de zelfacceptatie bereikt hebt en je manier van leven gevonden hebt en deelneemt aan een groep, je mede-groepsleden die nog op weg zijn op dit pad hiermee behulpzaam zijn: model zijn, empathisch luisteren, niet oordelen, compassie tonen.

De samenleving

De bredere samenleving heeft onmiskenbaar invloed op dit proces en de te maken keuzen. Al even onmiskenbaar is dat de samenleving hierin in de laatste decennia is veranderd. In de gesprekken wordt dit “de tijdgeest” genoemd, die dan schuldig is aan de problemen.

In een persoonlijke bijlage – zie de literatuurlijst - schets ik, nu 83 jaar, hoe de hazen liepen toen ik nog een tiener en een jonge twintiger was. Ja, er zijn grote verschillen met ‘de tijdgeest van nu’ …
Sleutelmomenten waren eerst het bezoek dat mv Densen-Gerber, Senaatslid in de VS, in 1984 bracht aan onze premier om deze te laten beloven dat hij de schandelijke gewoonte hier van kinderliefde en plaatjes daarvan zou gaan bestrijden. De premier beloofde het.
Volgde in de jaren ’90: Dutroux …
Volgde daarna: Robert M., die van het kinderdagverblijf.
Hierop volgde ‘de vier ogen regel’ (nooit alleen zijn met een kind) en de ‘glazen deuren regel’ voor de muziekscholen en de VOG (verklaring omtrent het gedrag) voor iedereen die met kinderen wilde werken, en soortgelijke regels voor de voetbaltrainers.
Volgde: het verbod van de Vereniging Martijn. Volgde: het stigma, door alle groepsleden herkend, genoemd en gevreesd, en dus wat genoemd werd ‘het dubbel-leven’: wees gerust leider van een knutselclub, voetbalteam of kinderkoor, maar verberg je gevoelens voor kinderen altijd, absoluut en blijvend: niemand mag ‘het’ weten. Ook dit loopt uiteen van ‘niemand, nooit’, via wat wij noemen “selectieve openheid” tot “zo open als maar mogelijk is”, in familie, gezin, woonstraat, buurt, kerk of koor.

Dit is dan nu “de tijdgeest” waarin de leden van onze groepen moeten zien te (over)leven – en de meesten lukt dit ook, en wel op zeer uiteenlopende manieren. Deze lopen uiteen van: activiteiten doen met kinderen, via ‘alleen onopvallend kijken’ tot het absoluut en resoluut vermijden van welk contact met elk kind dan ook. Het kijkgedrag loopt ook uiteen van ‘alleen nette TikTok of YouTube filmpjes’ maar niets downloaden, tot “Nu ja … best wel veel eigenlijk …” Een enkeling zelfs tot “heel veel, ja …”.

Zo zien we dus dat het bereiken van zelfacceptatie nog een lange weg kan zijn, met een cruciale rol voor de gevoelens en emoties, maar dat er daarna nog de rationele vraag ligt hoe de persoon daar dan, in déze samenleving, mee kiest te leven … zoals wij meestal zeggen: legaal, sociaal (geen isolement) en hopelijk ook een beetje gelukkig. Veel leden lukt dit ook; zij kunnen een model zijn voor nieuwe leden die nog onderweg zijn naar zelfacceptatie en het kiezen van een manier van leven die bij hen én bij de samenleving past.

Beschouwing

Hierboven is ook beschreven dat dit bij JORis goed kan gebeuren in de zelfhulpgroepen, goed aan te vullen of te vervangen door individuele contacten met behoud van een vleugje zelfhulp: ook ‘maatje’ zijn naast ‘coach’ of ‘therapeut’.

Dit brengt ons naar het punt: methodiek.

Een methodiek bestaat volgens mijn proefschrift uit

 (1) een interpretatie van wat je ziet,
 (2) de doelen die je stelt,
 (3) de werkwijze die je volgt,
 (4) de afloop daarvan en hoe je die interpreteert,
 (5) de bevinding achteraf, van jezelf en van je cliënt,
 (6) de inzichten die je al werkend hebt opgedaan, en
 (7) de zoekweg die je verder gaat afleggen naar ‘beter methodisch handelen’.
Met een abstracte invulling van deze zeven elementen kun je handelwijzen en methodieken met elkaar vergelijken. Welnu, kennelijk verschilt de methodiek van de terugvalpreventiegroepen van De Waag met die van de individueel therapeuten van dezelfde Waag, vooral gezien het grote verschil tussen de bevinding achteraf van de cliënten: vaak negatief over de groepen, vaak positief over de individuele contacten. Reflectie op de methodiek is dus van cruciaal belang.

Juist dit is nu gaande bij dezelfde De Waag. Er zijn medewerkers begonnen te werken met een andere methodiek. Hun gespreksgroepen noemen zij zelf-acceptatie-groepen – heel anders dus dan de terugval-preventie-groepen. De nieuwe methodiek verschilt danig van de vorige methodiek … én bleek, zo bleek bij het analyseren en bespreken hiervan, goeddeels overeen te komen met de JORis methodiek. Enkele mensen die nu lid zijn van beide groepen, de JORis groepen én de nieuwe zelf-acceptatie-groepen, ervaren dit ook, en zij spreken nu positief over hun ervaringen in de laatstgenoemde groepen – én over hun ervaringen in de JORis zelfhulpgroep.

We mogen dan concluderen dat de kernbegrippen van de daar gevolgde narratieve zelfhulpmethodiek hun waarde en werkzaamheid hebben bewezen: begrip, empathie en compassie, met niet oordelen als belangrijke regel.

De literatuurlijst …

is hier in een apart bestand weergegeven.

[ Start ]     [ Omhoog ]