Boekbespreking
Marnix Koolhaas & Jacqueline Maris. Van sodomieten, neuroten en andere flikkers: Over 'genezing van homofielen'. 's-Gravenhage: BZZTôH, 1992. ISBN 90-6291-654-6. Van sodomieten, neuroten en andere flikkers behandelt de geschiedenis van de criminalisering, psychiatrisering en religieuze veroordeling van homoseksuelen in Nederland, met name in de jaren tussen 1911 en 1971. Gedurende deze periode werden homo's gehouden aan het beruchte artikel 248bis uit het Wetboek van Strafrecht. Dit wetsartikel verbood de seksuele omgang tussen meerder- en minderjarigen (tot 21 jaar) van hetzelfde geslacht op straffe van maximaal 4 jaar detentie (een maximumstraf die overigens nooit is opgelegd). Let wel, in dezelfde periode waren heteroseksuele contacten met een partner van ten minste 16 jaar legaal. Door dit artikel kwamen duizenden mannen en enkele tientallen vrouwen in aanraking met justitie. Recidivisten kregen naast gevangenisstraf bovendien TBR (terbeschikkingstelling van de regering), gericht op de genezing van hun vermeende seksuele stoornis. Het boek beschrijft de erbarmelijke omstandigheden in forensische klinieken. De positieve visie die homo's zelf op hun gevoelens konden hebben werd door “hulpverleners” gezien als uiting van hun psychiatrische stoornis. Overigens werden er in totaal 384 “vrijwillige” castraties uitgevoerd bij dergelijke daders, totdat men inzag dat de gevolgen dermate ernstig waren dat de ingreep niet langer gerechtvaardigd werd geacht. Officieel betrof het geen gedwongen castratie, maar daders kozen er vaak voor om aan een forensische behandeling te ontkomen of omdat ze de morele veroordeling van homoseksualiteit (inmiddels) hadden verinnerlijkt. Vooral bepaalde christelijke groeperingen streefden in Nederland ook na 1971 nog naar 'genezing' van homoseksualiteit. Ze beschouwden de geaardheid niet als een ongeneeslijke ziekte, maar als het gevolg van een omkeerbare scheefgroei of een corrigeerbaar gebrek aan zelfvertrouwen. Ze maakten zichzelf wijs dat homo's in feite gemankeerde hetero's waren die nog op het rechte pad gebracht konden worden. Het thema van de repressie rond homoseksualiteit is op zich natuurlijk reeds zeer belangwekkend en alleen daarom al zou ik iedereen dit boek willen aanraden. Daarnaast zijn er ook nog duidelijke parallellen met de manier waarop pedofielen heden ten dage worden bejegend. Volgens mij kunnen we weinig leren van deze geschiedenis van ongebreidelde seksuele onderdrukking als we dergelijke parallellen over het hoofd zien. Een katholieke psychiater, Aimé Wijffels, noemde een homoseksuele voorkeur in 1955 nog: “congenitale of psychopathische homoseksualiteit”. Er zijn zo allerlei overeenkomsten tussen de oude vooroordelen over homo's en lesbo's en de huidige dominante visie op pedofielen. Zo zouden mensen met een homoseksuele voorkeur niet alleen psychiatrisch gestoord zijn, maar daarnaast ook egoïstisch en narcistisch, gespeend van wezenlijke liefde, en alleen gericht op seks. Bovendien zou vrijwillig homoseksueel contact met minderjarigen “besmettelijk” zijn, vergelijkbaar met de gangbare mythe dat ook vrijwillige pedofiele relaties psychologisch beschouwd inherent schadelijk zijn. De recherche liet in haar werk ten overstaan van homo's vaak persoonlijke gevoelens van walging over hun “perversie” blijken, iets wat nog steeds standaard lijkt te zijn wanneer het om pedofielen gaat. Veel verboden relaties met minderjarige homo's waren volstrekt vrijwillig, net zoals dit nu nog geldt voor veel pedofiele relaties. Men zag homo's die seksueel contact hadden met een minderjarige boven de 16 desondanks als echte misdadigers die de jongeren voor het leven hadden beschadigd. Nog een parallel zien we in het gegeven dat men heeft getracht elke homoseksuele activiteit uit te bannen door homo's aan te sporen tot totale onthouding. Dit doet mij denken aan groeperingen die tegenwoordig proberen alle erotische aspecten van pedofilie “stop” te zetten, zodat zelfs masturbatie niet meer als uitlaatklep kan dienen. Er bestaat in Nederland tegenwoordig bijvoorbeeld niet eens zoiets als legale softe virtuele kinderporno, waar geen bestaande kinderen voor zijn gebruikt. Net als vroeger gold voor homo's, mogen pedofielen tegenwoordig weliswaar hun erotische oriëntatie hebben maar dan alleen zonder die op welke manier ook te praktiseren. In Hoofdstuk 8 “De nieuwe generatie” komen verhalen voor van homo's en lesbiennes die begin jaren 90 hun weg probeerden te vinden. Ze doen mij denken aan het televisieprogramma Uit de Kast met Arie Boomsma. Voorlopig zal een dergelijk programma helaas niet mogelijk zijn voor integere pedofielen. Zij komen hoogstens aan bod in een serie als Je zal het maar zijn. Laten we hopen dat we ooit terug zullen kijken op het huidige tijdperk zoals men tegenwoordig terugblikt op de periode van totale homo-repressie. Zoals Wijffels het naderhand formuleerde:
Sommigen wijzen erop dat de meerderheid (als meerderheid) nu eenmaal het recht heeft om alle manifestaties van pedo-erotiek over één kam te scheren en te verbieden. Als ze daar echt van overtuigd zijn, moeten ze eveneens aannemen dat men in de jaren 1911-1971 het recht had homo's algemeen te verketteren. Misschien bedenken ze dan toch nog dat het democratische recht van de meerderheid niet hetzelfde is als gerechtigheid, een ander ingrediënt van een goed functionerende, humane rechtsstaat. |