Leiden ongewenste
seksuele ervaringen in de jeugd tot latere problemen met relaties?
Bespreking van onderzoek uit Leuven en Londen
Dr Frans E J Gieles
Het onderzoek
Revell, Arlynn, Vansteenwegen Alfons,
Nicholas Lionel, & Dumont Kitty; Oct 23 2008.
Universiteit van Leuven en van Fort Hare,
Londen en Zuid Afrika. Unwanted early sexual experiences (UESE) and
relationship adjustment among students in committed relationships;
Electronic Journal of Human Sexuality.
Onderzocht is het verband tussen ongewenste
seksuele ervaringen (unwanted early sexual experiences, UESE), vaak
ook 'seksueel misbruik van kinderen' genoemd (child sexual abuse,
CSA) en het vermogen om (goede) relaties aan te gaan (relatationship
adjustment) onder eerste-jaarsstudenten: 1.081 in Zuid Afrika en 2.608
in België. Ook is gekeken naar de ernst van de vroege ervaring en het
vermogen om relaties aan te gaan.
Ongewenste
seksuele ervaringen werden gemeld door 31% van de Zuid-Afrikaanse
vrouwen en door 14% van de Belgische vrouwen. Van de mannen door 56%
in Zuid Afrika en 12% in België.
Van alle respondenten had 40% een vaste
relatie (committed relationship). Van de laatsten meldde 20% een
eerdere ongewenste seksuele ervaring. D.w.z. gemiddeld: de Belgen
beduidend minder dan de Zuid-Afrikanen.
De mate van ernst van die ervaring maakte
geen (statistisch significant) verschil uit.
Het rapport geeft een uitgebreid overzicht
van de hier relevante onderzoeksliteratuur.
Vrijwel al deze onderzoeken rapporteren een
verband tussen seksueel misbruik van kinderen en latere problemen met
relatievorming.
Niet alle: er zijn ook auteurs die een
positieve beleving vermelden, in hoge percentages zelfs, en die wel
seksuele ervaringen gerapporteerd kregen, maar een groot deel daarvan
werd door de respondenten niet als misbruik beleefd.
Vroege ongewenste seksuele ervaringen lieten
enige samenhang zien met problemen in de relatievorming (poorer
relationship adjudstment), maar geen statistisch significant verband.
De ernst van de vroege ongewenste ervaring gaf geen (statistisch
significant) verschil te zien.
Hoe vaak komen die ongewenste ervaringen
voor?
Dit hangt er sterk van af welke ervaringen
met wel of niet meetelt. Onder "leeftijdsgenoten" is
hieronder verstaan: een leeftijdsverschil van vijf jaar of minder.
Conclusies
van de auteurs
Onze resultaten ondersteunen niet die van
het (gebruikelijke) onderzoek en de conclusie daarvan dat 'overlevers'
van seksueel misbruik van kinderen meer problemen hebben met intieme
relaties dan degenen die geen misbruik hebben meegemaakt.
Onze bevindingen ondersteunen die van Rind
cs (1998 en 1997), die stellen dat er slechts een gering verband is
tussen vroeg misbruik en latere psychopathologie.
Seksueel misbruik in de kindertijd (hier:
ongewenste ervaringen) leiden niet onherroepelijk tot latere
relatieproblemen.
Uitleg
(FG)
Er is zijn vier belangrijke verschillen
tussen dit onderzoek en de in de literatuur aangehaalde onderzoeken:
Beschouwing
(FG)
Je kunt dus niet zeggen dat elke
seksuele ervaring in de kindertijd per se tot latere problemen
zal leiden, ook niet dat deze allemaal (later) als negatieve
ervaringen werden beleefd. Zelfs van ongewenste ervaringen kun je dit
niet beweren. Er is een kans op; meer kun je niet beweren.
Omgekeerd kun je niet beweren dat problemen
in de volwassenheid per se allemaal voortkomen uit eerdere
seksuele ervaringen.
Voeg hierbij de conclusies uit de
drie onderzoeken van Roberto Maniglio. Gemakshalve herhaal
ik even:
De drie artikelen zoeken naar samenhang
tussen 'seksueel misbruik in de kindertijd' (CSA) en latere problemen,
respectievelijk depressie, suicide/zelfverwonding en gezondheid in het
algemeen.
Hij onderzoekt dit niet zelf, maar doet aan
meta-onderzoek: onderzoek van onderzoek.
De conclusies van drie onderzoeken laten
zich eenvoudig samenvatten:
Dan is er het onderzoek van Stanley et
alii. Kort gezegd bepleiten ook zij om alleen dat was als misbruik
beleefd is, ook seksueel misbruik te noemen (CSA); wat
niet als misbruik beleefd is, dat is een seksuele ervaring
(CSE). Ik herhaal hieruit:
Zij tonen aan dat hun definitie beter werkt
als men de samenhang wil ontdekken tussen vroege seksuele ervaringen
met volwassene(n) en latere problemen.
De samenhang is deze:
Hierboven genoemde
literatuur
Holmes, W.C. & Slap, G.B. (1998).
Sexual abuse of boys: Definition, prevalence, correlates, sequelae,
and management. Journal of the American Medical Association, 280,
1855-1862
Maniglio:
Miller, R.S. Johnson, J.A. & Johnson,
J.K. (1991) . Assessing the
prevalence of unwanted childhood sexual experiences. Journal of
Psychology and Human Sexuality, 4, 43-54.
Najman, J.M, Dunne, M.P., Purdie, D.M.,
Boyle, F.M. & Coxeter, P.D. (2005).
Sexual Abuse in childhood and sexual dysfunction in adulthood: An
Australian population-based study. Archives of
Sexual Behavior, 34, 517-526.
Rind, B., Tromovitch, P. & Bauserman,
R. (1998) . A meta-analytic
examination of assumed properties of child sexual abuse using college
samples. Psychological Bulletin, 124, 22-53.
Rind, B. & Tromovitch, P. (1997).
A meta-analytic review of findings from national samples on
psychological correlates of child sexual abuse. Journal of Sex
Research, 34, 237-255.
* Zie hierover ook:
Stanley, Jessica L., Bartholomew Kim
& Oram Doug ; De ervaringen
van homo- en biseksuele mannen met inter-generationele seksuele
contacten in hun kindertijd; (vertaald)
|