De staart van een
lange takshond
Een lange discussie over ethiek Dr Frans E J Gieles, februari 2012
De Vereniging Martijn besloot in mei 2011 tot het instellen van een Commissie Ethiek. Ethiek gaat over de vraag wat goed en slecht is, dus over waarden, normen en richtlijnen. Op 1 februari 2012 bracht deze commissie een advies uit aan de leden van Martijn. Dit advies begint hiermee:
Daarna volgt een toelichting. In dit artikel … … wil ik het gegeven advies in een breder kader plaatsen, namelijk in de discussie die sinds de jaren ’90 heeft plaatsgevonden in Nederland en ver daarbuiten. De commissie geeft geen revolutionair nieuw advies, maar sluit zich aan bij een langlopende discussie, als de staart van een lange takshond. Daaruit blijkt dat, als men mensen met pedofiele gevoelens maar de gelegenheid geeft om serieus met elkaar te spreken, er helemaal geen ‘vunzige voorstellen’ te voorschijn komen, maar een heuse ethiek, zelfs een beetje ‘strenge’ ethiek. Waar een groep ontstaat, ontstaan groepsnormen, leiderschap en deelname aan de samenleving. Waar zo’n groep niet mag bestaan, zien we stille eenzame mensen. Juist zij neigen tot eenzame radicaliteit en afkeer van de samenleving. Er zijn groepen ontstaan, maar hun aantal
nam wel danig af. Er zijn er nog. Het gesprek geopend In 1993 bracht
ik de ethiek ter sprake in een internationaal forum, Ipce, waarover
straks meer. In 1995 heb ik als deelnemer
aan een andere internationale discussiegroep een stuk geplaatst dat ik
de vorm heb gegeven van ‘een brief van een neef aan zijn oom’,
waarin de neef zich beklaagt over eerdere seksuele contacten met zijn
oom. De inhoud kwam van meerdere jongeren die ik in die tijd daarover
gesproken had. De discussie in Nederland In Nederland nam ik in 1996 het initiatief om hierover te spreken in het toenmalige NVSH LwgJORis Platform. Ook daar werden we het eens. Wij schreven een ethiek. In 1997 publiceerde ik hierover een artikel in de NVSH LwgJORis Nieuwsbrief, getiteld “Ik wist er geen raad mee” . Hierin citeerde ik letterlijk wat enkele jongeren mij of anderen gezegd of geschreven hebben. Nee, dit was geen juichend ‘akkoord gaan’ met de door hen ervaren seksuele contacten. Ik citeer hen hier andermaal:
Vervolgens vermeld ik in het artikel de ethiek, zoals die in het genoemde Platform werd ontwikkeld, aldus:
Tot zover citeer ik de NVSH LwgJORis en haar Platform. Daarna ga ik in dat artikel verder in de ik-vorm:
Er volgen dan in het artikel nog twee grenzen die ik in acht neem … ja, precies die grenzen die nu in het advies van de Commissie Ethiek staan:
Mijn conclusie werd aanvankelijk niet door iedereen, maar later wel ruimschoots gedeeld door het toenmalige Platform en de deelnemers daaraan, plaatselijke gespreksgroepen in Nederland. Ook twee psychiaters stemden publiekelijk in met de genoemde richtlijnen:
De Vereniging Martijn In het Blad OK Magazine # 89 van juni 2004 staat: “Waar we voor staan”, waarop vier rechtlijnen volgen, te weten:
Daarna wordt gesproken van
Even later gevolg door
Het laatste is weer terug te vinden in het advies van de Commissie Ethiek. Deze spreekt echter niet van “politieke terreur”, noch over “dogma’s”. De commissie erkent dat schade mogelijk is, ook in de latere beleving van destijds gewenste intieme contacten. Zij spreekt voorts niet van “politieke terreur”, maar van “onze democratische rechtsstaat”. De wereldwijde discussie Ipce is
aldus het (vertaalde) begin van de Mission Statement waarmee de website en elke Newsletter begint. Ipce bestaat sinds 1987 - tot 1998 als een bijeenkomst van afgevaardigden van groepen, na 1998 als een forum van personen. De deelnemers komen uit tal van landen wereldwijd. Het zijn goeddeels academici. Ipce begint, op mijn voorstel, de discussie over ethiek in 1993, tijdens de Meeting in Kopenhagen. Vier subgroepen formuleerden ethische regels die daarna plenair besproken werden. De Meeting formuleerde vier vragen ter evaluatie van intieme relaties, hieronder beknopt vertaald als:
Er volgen dan elf reflections, in overweging te nemen gedachten, vooral over het machtsevenwicht in de relatie. Elke deelnemende groep zou dit intern nog eens goed bespreken, waarna op de bijeenkomsten in Amsterdam, 1994 en 1995, de ethiek opnieuw werd besproken. Er bleek ruimschoots overeenstemming te zijn. De ‘vragen ter evaluatie’ werden nu ‘richtlijnen’ (guidelines). De discussie werd voortgezet in Rotterdam in 2002. Aan de deelnemers werd in een voorbereidend artikel de stand van zaken voorgelegd: "First do no harm", beknopt vertaald:
In de discussie sneuvelde “initiatief” omdat een contact of relatie altijd een dynamiek laat zien tussen twee personen, waarin nauwelijks valt te achterhalen wie nu het initiatief nam. Ook de eerder genoemde evaluatievraag naar ‘steun in de sociale omgeving van het kind’ sneuvelde als een zinvol punt, maar van een andere aard en orde, namelijk als iets wat je niet in de hand hebt; je hebt er natuurlijk wel rekening mee te houden. Van belang is hier ook een verandering, voorgesteld in Rotterdam in 2002, een verandering van model, van denken, waarover overeenstemming was, namelijk die van het model van ‘strijden tegen de samenleving voor emancipatie’ naar, kort vertaald, ‘open gesprek in en met de samenleving’. Precies deze verandering bepleit ik in mei 2011 in mijn voordracht voor de Vereniging Martijn : ga van strijden tegen naar communiceren met de samenleving. De discussie over ethiek kwam terug in de bijeenkomst in Hamburg, 2004. Hier werd erkend dat openheid naar ouders en omgeving [bedoeld is: over seksueel contact] in feite niet mogelijk is. Nu aan deze richtlijn niet meer voldaan kan worden, wordt, voor wie dit als een absolute voorwaarde aanvaardt (zoals ik doe), elke seksualiteit in contact of relatie ethisch onverantwoord en dus ontraden. Zo besloot ook de vergadering. Toegevoegd werd, nu apart genoemd, Harmonie: overeenstemming met de ontwikkelingsfase van het kind of de jongere. Uiteraard is er verschil tussen een vijfjarige en een vijftienjarige. Dus zal de mate van mogelijke vrijheid en gewenste openheid dan ook verschillen. Oudere tieners willen soms expliciet eigen geheimen hebben en houden. Soms is dit te verantwoorden. Hierna kon het resultaat van de lange
discussie kort neergeschreven worden. Dit is, vertaald, gedaan in mijn
artikel “Ethiek en mensenrechten in jeugd-ouderen
relaties - Richt vooral geen schade aan” van 2004.
De gehele discussie in Ipce is goed te volgen in het overzicht van de verschenen Newsletters , waarin de opeenvolgende meetings in het blauw zijn vermeld met een korte beschrijving van het besprokene erbij. Spreken in groepen Het advies van de Commissie Ethiek van de Vereniging Martijn is dus geen nieuw idee van een revolutionaire commissie, het is eerder de staart van de lange takshond van jarenlange discussies wereldwijd gevoerd. Hieruit blijkt dat, als men mensen met pedofiele gevoelens maar de gelegenheid geeft om serieus met elkaar te spreken, er helemaal geen ‘vunzige voorstellen’ te voorschijn komen, maar een heuse ethiek, zelfs een beetje ‘strenge’ ethiek - niet wat ‘het publiek’ en de tegenstanders van de vereniging hadden bedacht als haar gedachtengoed qua ethische normen en waarden. Waar een groep ontstaat, ontstaan groepsnormen, leiderschap, organisatie, rollen en deelname aan de wereld buiten de groep, de samenleving. Alle groepen streven naar extern en intern evenwicht. Zo ontstaat er intern evenwicht tussen ‘radicalen, gematigden en stille eenzamen’ die je in elke groep wel hebt. Zodra een ‘radicaal’ spreekt, neemt een ‘gematigde’ het woord, en omgekeerd, tot men het eens wordt. Er ontstaan normen en reflections, gedachten om in acht te nemen. We zien dit zelfs bij de soms wel ietwat hebzuchtige bankiers, woningcorporaties en commerciële instellingen. De Commissie Tabaksblat met haar codes is er een goed voorbeeld van. Groepen zijn niet per definitie slecht en normloos. De samenleving Dan moet zo’n groep wel kunnen bestaan en zich kunnen organiseren. Waar zo’n groep niet mag bestaan, zien we eenzame stille mensen; juist zij neigen tot radicaliteit en afkeer van de samenleving. Er zijn werk- en gespreksgroepen over jeugd-ouderen-relaties, intimiteit en seksualiteit ontstaan, maar hun aantal nam wel danig af. Er zijn er nog. Laten we daar dus maar zuinig op zijn. Gevaarlijk zijn ze niet; eerder in hun ethiek een beetje streng – voor zichzelf. Kortweg:
Het zou dus ook voor de samenleving zelf beter zijn als zij ook haar burgers met pedofiele gevoelens een plekje onder de zon gunt. Het advies van de commissie eindigt dan ook zo:
Lees meer hierover
|