[Home] [Vorige] [Omhoog] [Volgende] 4 De ‘Woodstock-defense’ en seksueel misbruik van minderjarigen in de Nederlandse Rooms-Katholieke Kerkprovincie In: W. Deetman e.a. (Cie), Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-katholieke kerk; Balans 2011 - deel 2 - [Blz 149] dr. H.P.M. Kreemers Inleiding Het op 18 mei 2011 verschenen onderzoek van het John Jay College Research Team bevat de conclusie dat
Uit het onderzoek komt naar voren dat vanaf het begin van de jaren zestig tot aan het einde van de jaren zeventig seksueel misbruik van minderjarigen door rooms-katholieke geestelijken ‘steadily increased’. Noch het celibaat noch homoseksualiteit zijn volgens de conclusies van dit onderzoek te rekenen onder de oorzaken van het misbruik. Het zijn de
die worden weerspiegeld in de toename van het aantal gevallen van
Het misbruik is dus niet te verklaren door een verband te leggen met het celibaat en andere culturele en organisatorische kenmerken van de Rooms-Katholieke Kerk, aldus het John Jay College Research Team in het in opdracht van de Amerikaanse bisschoppenconferentie uitgevoerde onderzoeksrapport. Het was de door massale popconcerten op gang gebrachte seksuele revolutie die in de Amerikaanse samenleving en dus ook binnen de Rooms-Katholieke Kerk voor lossere zeden had gezorgd. [*2] Twee dagen na de verschijning van het onderzoeksrapport reageerde Thomas Doyle met het verwijt dat de opstellers zich verschuilen achter de ‘Woodstock-defense’. [*3] Ook in Nederland wordt gewezen op de algemene ontwikkeling in het denken over seksualiteit en de hierdoor veranderende normen als verklaring voor (het grote aantal gevallen van) seksueel misbruik van minderjarigen binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Op 14 februari 2011 vertoonde het televisieprogramma De Wereld Draait Door op verzoek van studiogast Antoine Bodar een fragment uit het televisieprogramma Het Groot Uur U uit 1978, waarin het Eerste Kamerlid voor de Partij van de Arbeid, dr. E. Brongersma, pleitte voor pedofiele relaties en contacten. Hiermee zou, zo beaamt Antoine Bodar, zijn aangetoond dat ‘de heersende moraal toen anders was’. Tien dagen later herhaalde Bodar zijn stelling: ‘Veel van het misbruik door priesters verklaart hij uit ‘onverwerkte seksualiteit’ van jongens die in de jaren vijftig naar het seminarie gingen. In de latere jaren zeventig zou de losse seksuele moraal priesters in de verleiding hebben gebracht’. [*4] In navolging van Bodar sloot kardinaal Simonis zich aan bij de ‘Woodstock-mythe’ in een interview met De Telegraaf:
Dr. E. Brongersma en de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming Wie was dr. E. Brongersma? Edward Brongersma werd op 31 augustus 1911 in Haarlem geboren. [Blz 150] Hij overleed op 22 april 1998 in Overveen. In 1924 trad zijn oudere broer toe tot de Rooms-Katholieke Kerk en werd benedictijn. In 1930 stapte Brongersma over naar het rooms-katholieke geloof. Hij vestigde zich in 1946 als advocaat in Amsterdam en werd voor de Partij van de Arbeid lid van de Eerste Kamer. Hij bleef dat tot 1950. In ditzelfde jaar werd hij tot elf maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens ontucht met minderjarigen (artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht). De veroordeling ging gepaard met zijn verwijdering uit het register van de Orde van Advocaten. In 1959 werd hij weer toegelaten en keerde hij weer terug in de advocatuur. Ook was hij van 1960 tot 1967 wetenschappelijk hoofdmedewerker van het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht. Van 1963 tot 1977 was hij wederom lid van de Eerste Kamer. Hij publiceerde veel over de acceptatie van pedofilie, waaronder de tweedelige publicatie Jongensliefde. Hij zette zich onder andere in de Nederlandse Vereniging voor SeksueleHervorming (NVSH) in voor het schrappen van leeftijdsgrenzen in de zedelijkheidswetgeving. In 1967 wijzigde de NVSH de naam van haar ledenblad van Verstandig ouderschap in Sekstant. De naamsverandering markeerde de overgang van een organisatie die zich toelegde op voorlichting over en hulp bij geboortebeperking naar een organisatie die de emancipatie van groepen met een andere dan de heteroseksuele voorkeur nastreeft. Grote aantallen ‘traditionele’ leden bleven de NVSH trouw. Maar er kwam ook ruimte voor ‘een zelfbenoemde voorhoede’.[*6] Hiertoe horen ook pedofielen. In de Sekstant van maart 1970 werden twee foto’s van (naakte) kinderen afgedrukt. Dit inspireerde een lid van de NVSH om in het juli/augustusnummer over zijn nood te klagen:
De briefschrijver, waarvan de naam en adres bij de redactie bekend zijn, wist
De briefschrijver vroeg zich af of het inderdaad bewezen is
De ingezonden brief was de opmaat voor een artikel van de hand van dr. E. Brongersma in het oktobernummer van Sekstant over de ‘juridische gevolgen van uitzonderlijk seksueel gedrag’. [*8] Brongersma somde eerst allerlei niet-alledaagse vormen van seksueel gedrag op die buiten het kader van het strafrecht vallen:
Na deze vormen van niet-strafbaar seksueel gedrag te hebben omschreven richtte dr. Brongersma zijn aandacht op exhibitionisme en pedofilie, waarvoor in het laatste geval jarenlange gevangenisstraffen kunnen worden opgelegd. In hetzelfde oktobernummer beklaagde Peter van Eeten zich over de weinige serieuze aandacht voor pedofilie:
Van Eeten schreef dat
Voor Van Eeten
Op dit artikel volgde een volgend pleidooi om ‘een oordeel te vellen over deze [pedo]seksuele relatie’. [*10] Het ging om
Zijn overtuiging berustte op
Op deze artikelen verschenen in het januarinummer twee reacties: een positieve en een negatieve.
In maart 1971 wees een briefschrijver op het laatste Kinseyrapport:
De briefschrijver was leraar en had de
In zijn geval leidde dat niet tot strafvervolging, maar was sprake van
Een tweede briefschrijver, mevrouw M.A. Bogaers-van der Pas uit Tilburg hoopte dat
Dr. E. Brongersma schreef in het juli/augustusnummer ‘een beschouwing over jeugdseks’. [*13] Zijn artikel nam als uitgangspunt dat het denken over seksualiteit is veranderd. Seksualiteit was niet langer
Toch was volgens Brongersma veel blijven hangen van de oude vooroordelen op seksueel gebied. De angst voor ‘jeugdseks’ had volgens Brongersma te maken met
[Blz 152 Aantal veroordelingen wegens ontucht Het aantal veroordelingen wegens ontucht met kinderen en ‘vleselijke gemeenschap met kinderen’ daalde in de jaren zestig met respectievelijk 60 en 50 procent. Tabel 1 Het aantal veroordelingen wegens ontucht met kinderen en ‘vleselijke gemeenschap’ met kinderen
Bron: Criminele Statistiek 1965 en 1968 en Maandstatistiek Politie en Justitie jaargang 16, nummer 6, juni 1972. De Ome Harry- affaire Aan het begin van de jaren zeventig woedde binnen de NVSH een heftige strijd tussen een ‘alles-moet-kunnen’ mentaliteit onder een groep leden en de gewone leden, die dat niet accepteerden. De tegenstelling tussen beide groepen ontlaadde zich in de ‘Ome Harry’- affaire. Deze affaire begon in het ledenblad van de NVSH waar al vele jaren in een brievenrubriek vragen van leden werden beantwoord. In de jaren zestig voerde een arts de pen in WWW (Wij Willen Weten), maar in de jaren zeventig nam de leraar Dik Brummel de rubriek onder zijn hoede. De affaire is illustratief voor de wijze waarop in Nederland over seksuele omgang in het algemeen en seksualiteit met kinderen in het bijzonder werd gedacht. [*14] In februari 1973 schreef een jonge weduwe met twee kinderen, een dochter van tien en een zoon van zestien jaar, over haar nieuwe vriend, door de kinderen ome Harry genoemd, met wie ze inmiddels drie jaar samenwoonde.[*15] Harry had de gewoonte Irene, haar dochter, naar bed te brengen en dan ongeveer drie kwartier bij haar te blijven. Op een gegeven moment vertelde Irene haar moeder het volgende:
De moeder van Irene vroeg zich in haar brief af wat ome Harry bezielde:
[Blz 153] Brummel verweet in zijn antwoord de vrouw dat ze werd
Volgens Brummel was
Binnen de NVSH waren op het moment dat Brummel de seksuele omgang met kinderen op deze manier aansneed, verschillende werkgroepen pedofilie actief. In 1978 liep het aantal werkgroepen binnen de NVSH op tot dertien: een landelijke en verder plaatselijke en regionale in Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Groningen, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Roosendaal/Tilburg, Utrecht, Venlo en Deventer.[*16] Maar in 1973 was geen sprake van een uitgesproken standpunt:
De brief van de moeder van Irene en de reactie van Brummel riepen veel reacties op. De een had de brief ‘met stijgende verbazing gelezen’ en betreurde het dat de kinderbescherming niet beschikte over het adres van Irene:
Een andere briefschrijver gaf als raad
Een derdebriefschrijver voelde een ‘grenzeloze walging’ in zich opkomen en wenste Brummel een paar jaar toe in een psychiatrische inrichting. [*20] De stroom ingezonden reacties droogde pas eind 1973 op. In januari 1974 werd een tweede brief van de moeder van Irene geplaatst waarin ze aangaf de problemen met ome Harry weer de baas te zijn. Hij bleef voortaan van Irene af en mocht hij over de schreef gaan, dan – zo had ze met Harry afgesproken – zou ze de werkgever van Harry inlichten. Dik Brummel verdween langzaamaan uit de redactionele kolommen van Sekstant. In mei 1976 volgde zijn ontslag bij de NVSH:
De werkgroepen pedofilie van de NVSH blijven tot op de dag van vandaag actief. Kleiner in aantal en met een andere benaming. De huidige werkgroep ‘Kinderen en ouderen’ houdt nog regelmatig bijeenkomsten, maar biedt nadrukkelijk geen ruimte voor ‘onwettelijke activiteiten’. [*22] Terug naar de roerige jaren zeventig Op 19 maart 1977 organiseerde de landelijke werkgroep pedofilie een congres in Amsterdam. In zijn slotwoord constateerde de voorzitter van de NVSH (die hij sarcastisch omschreef als ‘de club van ongebreidelde seks en ongebreidelde conflicten’) dat
In 1983 verscheen een rapport van de NVSH over leeftijdsgrenzen in de strafwetgeving. Hierin werd gewezen op ‘verricht wetenschappelijk onderzoek’ dat zou hebben uitgewezen dat seksueel contact op zich kinderen niet zou schaden:
[Blz 154] Conclusie
Op zijn minst moet worden geconstateerd dat de pleidooien van een kleine groep pedofielen in die tijd in het maatschappelijke debat aan bod komen, aan bod kunnen komen. Een uitzending van het bewuste programma Het groot uur U is nu moeilijk denkbaar. [*25] Maar dat de pleidooien van Brongersma en anderen in die tijd veel aanhang hadden zou een misplaatste conclusie zijn. Zelfs binnen de NVSH, ‘de club van ongebreidelde seks’, was sprake van een weliswaar gedulde opvatting over voorlichting over pedofilie en opvang van in moeilijkheden terechtgekomen pedofielen, maar een pleidooi voor afschaffing van de wettelijke bescherming van kinderen voor seksuele contacten met kinderen bleef een opvatting van een kleine minderheid. En hoeveel aandacht dit standpunt van deze kleine minderheid in de jaren zeventig ook kreeg, van een ‘Woodstock-mythe’ was in dit verband in Nederland geen sprake. Seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk heeft in Nederland de weg naar Kralingen niet gevolgd. [*26] |