'Seksueel misbruik' als denk- en handelingskader Inleidende beschouwing over 'Handelen bij vermoeden ...'
Dr Frans E.J. Gieles, in: Nieuwsbrief NVSH Lwg JORis # 35, september 1994 InleidingIn 'De Bolderkar' werd door iemand die zichzelf "deskundige" noemde, een groot aantal malen de 'diagnose' seksueel misbruikt gesteld. Er werd grootscheeps opgetreden, maar uiteindelijk niets bewezen. Terecht kwamen beroepsmensen in verzet tegen de gevolgde procedures en werkwijzen, als eerste de NVO, de Nederlandse Vereniging van Pedagogen, Onderwijskundigen en Andragologen. De hoofdinspecteurs van de Volksgezondheid, Geestelijke Volksgezondheid en Jeugdhulpverlening hebben toen een commissie samengesteld met de opdracht procedures en werkwijzen voor te stellen bij het vermoeden van seksueel misbruik van jeugdigen. Deze commissie heeft nu haar rapport uitgebracht. Geen vrijblijvende opinie: uit dit boek zijn
Wie zich bezighoudt met jeugd-ouderen relaties, ook die met ruimte voor intimiteit en desgewenst seksualiteit) kan aan dit boek niet voorbij gaan. Het boek zal het denk- en handelingskader zijn voor alle beroepsbeoefenaren in dit vlak, dus ook van de opleidingen, maar ook van de codes en regels in het werkveld. In dit artikel bespreek ik dit boek [...] Ik kan dit niet anders dan kritisch doen. Wat is seksueel misbruik?Waar gaat boek over? We zoeken de definitie op van het titel. Definities zijn belangrijk: hoe breder men definieert, hoe meer gevallen men vindt. Zo hanteerde Nel Draijer in haar onderzoek een vrij brede definitie van 'seksueel misbruik' en zij vond dus ook veel seksueel misbruik. Deze commissie kiest voor een nog ruimere definitie. Beperkte Draijer zich tot daadwerkelijke aanrakingen, de commissie heeft
Deze definitie is een opsommende, bestaande uit onderdelen die als en ... en ... en ... te lezen zijn, terwijl elk der delen zelf een of ... of ... of ... structuur heeft. Zo'n definitie kan dus heel veel bevatten. Een centraal begrip in deze definitie is "seksuele activiteiten". Hieronder worden begrepen:
Ook het begrip "seksuele activiteiten" is ruim ingevuld. Volgens beide definities is bijvoorbeeld het volgende op te vatten als seksueel misbruik:
Akkoord, lijkt me. Maar ook het volgende valt onder de definitie:
Zo ook het volgende:
De strekking is duidelijk: seksuele gevoelens dienen latent (verborgen, onbewust) te blijven tot een zekere, niet door het kind te bepalen leeftijd. De latentie-leeftijd dient in stand te worden gehouden. Vul voor "seksuele gevoelens" nu eens in: "religieus / moreel / politiek / wiskundig of technisch besef" en we weten wat religieus / moreel / politiek / wiskundig / technisch misbruik is. Maar daar gaat het boek niet over, het gaat alleen over seksueel misbruik. Opmerkelijk is dat "seksueel" en "erotisch" hier feitelijk als synoniemen worden gebruikt; het onderscheid vervalt. Wat erotisch is, is ook seksueel. Erotiek dus louter als voorspel niet als handeling op zich gezien. Erotiek zonder seksuele bedoeling bestaat de ogen van de commissie niet. Opmerkelijk is ook de nevenschikking van lust- en machtsgevoelens. Een bruikbaar begrip heeft niet alleen een correct omschreven inhoud, dat wat er onder valt, maar ook een afgrenzing: hetgeen er niet onder valt. De best bruikbare begrippen hebben ook een tegenpool: het tegenovergestelde. Een bruikbaar begrip heeft een plaats tussen andere begrippen: nevenschikkende, onderschikkende of overkoepelende begrippen.*
Van dit alles is in dit boek alleen een afgrenzing te
vinden. Wat zou het tegenovergestelde van seksueel misbruik zijn: seksueel
gebruik? aseksueel misbruik? seksueel verkeer? Wel over afgrenzingen:
Uit deze afgrenzing blijkt dat alle geseksualiseerde omgang, ook de door het kind geïnitieerde, 'seksueel misbruik' is. Dus ook degene die de definitie letterlijk neemt en het volgende doet, pleegt toch seksueel misbruik:
Letterlijk valt dit buiten de definitie, omdat het tweede stipje uit de definitie niet van toepassing is. Uit de gehele tekst echter blijkt dat dit niet de bedoeling van de commissie is. Van eigen lustbehoeften van kinderen is nergens sprake, ze worden niet erkend of zelfs helemaal niet gezien. En als ze er al zijn, is er op ingaan "geseksualiseerde omgang", dus seksueel misbruik. Waarom eigenlijk?
Dus: omdat seksuele ervaringen schadelijk kunnen zijn. Dat kunnen ze zijn, ja, maar juist ook aseksuele opvoeding en zeker seksvijandige of seksfobische opvoeding kan schadelijk zijn in de bovenvermelde zin. Er kunnen nog wel meer dingen schadelijk zijn: verhuizing, echtscheiding, verkeersdeelname, tv- of videogeweld, nitraat in de onder dwang te eten spinazie, conserveermiddelen in de worst, kleurstoffen in de jam ... maar ja, daar gaat het boek niet over. In het hele boek is geen positief woord te vinden over seksualiteit en de plaats daarvan in 's mensen leven. Wel heel kort een visie op opvoeden:
De vraag naar eigen ruimte door het kind wordt erkend, maar gestreefd dient te worden naar
Ouderlijke macht wordt positief genoemd, mits aangewend "in het belang van het kind". Die richting is in de rest van het boek duidelijk aangegeven: een aseksuele kindertijd: seks is voor later. Dus opvoeden tot seksualiteit, niet van seksualiteit. Hoe met het vermoeden om te gaan?Signalen
Er zijn wel waarschijnlijke en mogelijke signalen.
Een lijst van signalen wordt gegeven (p 31 ev): waarschijnlijke en mogelijke signalen. Onderzoek heeft, zegt men, uitgewezen dat die waarschijnlijke signalen
Een probleem bij de interpretatie van de signalen is dat ze worden afgezet tegen "normaal seksueel gedrag". Maar daarover is nu juist weinig bekend. Op p 117 verschijnt een lijst met gedragingen en percentages per leeftijd. Het vreemde aan die lijst vind ik dat misschien wel de meeste gedragingen die door de onderzoekers (Friedrich cs*) "seksueel" worden genoemd, mijns inziens door kinderen helemaal niet als seksueel worden beleefd en bedoeld. Bijvoorbeeld "rondlopen in ondergoed" of "te dicht bij staan". Het zijn de volwassenen, in dit geval de onderzoekers, die dit als seksueel benoemen. Zeker voor wat vrijer opgevoede kinderen ligt hier het gevaar dat het spontane wordt geïnterpreteerd als het seksuele.
OnderzoekIndien het vermoeden van seksueel misbruik gerezen is, dient er zorgvuldig diagnostisch onderzoek plaats te vinden. Al in het stadium van een vermoeden dient men een collega te raadplegen. Het onderzoek dient altijd multidisciplinair te zijn en moet slechts door daartoe opgeleide beroepsmensen te worden uitgevoerd. Er wordt een "casusteam" gevormd: een team rond kind en pleger. De vereiste kennis en kunde van de onderzoekers en hulpverleners wordt omschreven. Het onderzoek dient overigens gericht te zijn op hulpverlening, niet op bewijsvoering. Verschillende typen onderzoekssituaties worden beschreven:
Ook de benodigde contacten met instanties worden beschreven. De Bolderkar-ervaring proeft men terug in passages als
ProceduresDe commissie beschrijft uitvoerig de juridische aspecten en procedures. In een bijlage staan de belangrijkste wetsteksten bijeen. Dit is nuttige informatie: over
De commissie trekt ook nog een conclusie, namelijk dat een algehele aangifteplicht zoals die in de USA min of meer voor iedere burger bestaat, leidt tot te veel valse aangiften, zo ongeveer de helft van de ruim twee miljoen aangiften per jaar. Wat men wenst is een meldingscode voor beroepsbeoefenaars van alle beroepsgroepen. Zo' n code wordt bindend afgesproken onder beroepsgenoten en wordt gesanctioneerd door het tuchtrecht (p 78 en 80). PreventieEr is oog voor de maatschappelijke factoren, de machtsverschillen tussen mannen en vrouwen en die tussen volwassenen en kinderen.
Er worden ook kritische woorden gewijd aan (Amerikaanse) preventieprogramma's die mogelijk meer kwaad dan goed doen, namelijk
"Plegergeruchten"Het denkkader is slechts dat van 'seksueel misbruik', dus slechts dat van 'pleger' en 'slachtoffer'. Wat vroeger gewoon "roddel" heette, heet nu deftig "plegergeruchten" (p 36 & 118). Gesteld dat die er zijn. U werkt bijvoorbeeld in een speeltuin en heeft nogal eens een kind op schoot - een voorbeeld uit de realiteit van de werkgroepspraktijk. De commissie wenst dan paniek te voorkomen en pleit voor een 'draaiboek bij plegergeruchten'. Er wordt er een als voorbeeld gegeven (p 118). Er dient een team van coördinatoren gevormd te worden vanuit tal van instanties. Dit team dient permanent bereikbaar te zijn, ook 's avonds en in de weekends. Alle geruchten, bekende gevallen en lopende onderzoeken worden "geïnventariseerd" (lees m.i.: nader onderzocht). "Voorlichting" wordt in brede kring gegeven. Het is maar dat u weet wat er, vermoedelijk geheel buiten u om, allemaal gebeurt als er over u geroddeld wordt. De richtlijnen eindigen (grappig? cynisch? onwetend?) met de richtlijn:
Nabeschouwing1. ZorgvuldigDe commissie heeft getracht om Amerikaanse, Engelse, Oude Pekela- en Bolderkar-toestanden te voorkomen. En inderdaad: in de genoemde landen had zo'n boek een beduidend andere inhoud gehad. Op tal van plaatsen wordt zorgvuldigheid bepleit. Er wordt gepleit voor collegiaal overleg, multidisciplinair onderzoek, zorgvuldige diagnostiek, duidelijke procedures, gedegen opgeleide beroepswerkers. In tal van zinnen proef ik dat er in de tweede versie nuances zijn ingevoegd. Gestreefd wordt naar hulpverlening, niet naar veroordeling. Ik concludeer dat binnen het aangegeven denkkader zorgvuldig werk is afgeleverd. 2. BenauwendHet denkkader zelf is echter benauwend en
voor kritiek vatbaar. Het denkkader, aangegeven door het kernbegrip seksueel misbruik, geeft de volwassene slechts de rol van pleger en het kind slechts de rol van slachtoffer: voor beiden benauwend. Van 'partners' of 'betrokkenen' is hier geen sprake. Het woord 'intimiteit' of 'relatie' komt niet voor. Het is het denkkader
Het is dit denkkader dat zal worden onderwezen, dat zal verschijnen in bindende beroepscodes. 3. ContainerbegripBegrippen zijn belangrijk omdat ze het denken en handelen sturen. Dit boek is bedoeld om het handelen te sturen. Het centrale begrip hierbij, dat het denken en handelen dus zal gaan sturen, is seksueel misbruik. Een containerbegrip, waarin zowal alles past. De omschrijvingen van de inhoud ervan zijn zeer ruim, ruimer nog dan al gebruikelijk was. Zowel de component 'misbruik' als de component 'seksueel' zijn bijzonder ruim ingevuld. Er zijn geen nevenbegrippen genoemd, geen onderschikkende of overkoepelende begrippen, er is geen tegengesteld begrip. Er is slecht afgegrensd:
Het gevolg is dat zo ongeveer alles seksueel misbruik genoemd kan en ook zal worden. 4. Te ver gegaanDe commissie had de opdracht procedures te ontwikkelen bij het vermoeden van seksueel misbruik. Dat heeft de commissie gedaan, maar onderweg is de commissie nog heel wat verder gegaan. De onderliggende bedoeling van de beroepsverenigingen en de hoofdinspecteurs zal geweest zijn: seksueel misbruik te voorkomen. Door de wijze waarop de commissie het centrale begrip seksueel misbruik heeft uitvergroot tot een containerbegrip, blijkt de commissie in feite niet alleen het seksueel misbruik, maar alle seksualiteit ui t het kinderleven en de kind-volwassenenrelaties te willen bannen. Sterker nog: ook alle erotiek, omdat erotiek en seksualiteit in dit rapport gelijkgeschakeld zijn. Knuffelen schijnt nog net te mogen, als je er maar zelf geen lust bij ervaart, want als je 't dan ook nog eens doet "ten behoeve van de bevrediging van de eigen lustbehoeften" (zie de definitie, tweede stripje), ben je meteen een "pleger". Eenmalig knuffelen dus - en als je het leuk vindt: niet meer doen. Dit alles uiteraard in het belang van het kind. Ze schijnen allemaal stoer te moeten worden, echte mannen en vrouwen - zie het rapport van Draijer hoe die met elkaar omgaan. Denkt men nog wel na? 5. Mislukt compromisIk voelde bij vele passages aan dat deze bediscussieerd waren en dat er uit de meningsverschillen uiteindelijk een meer genuanceerde stellingname tevoorschijn is gekomen. Uiteindelijk echter vind ik het bereikte compromis tussen progressieve en conservatieve krachten mislukt omdat de nuanceringen van de progressieven uiteindelijk de centrale boodschap die conservatief is voor meer mensen nog weer aanvaardbaar maken. 6. Wezenlijk andersIk moet constateren dat het genoemde denkkader en de onderliggen de maar o zo duidelijke boodschap van dit besproken boek wezenlijk verschilt van de manier van denken in de NVSH, de werkgroepen JOR(is (enzovoorts) en de verwante organisaties.
Daarbij moeten we vaststellen da het. denkkader van dit boek overal onderwezen zal worden en in tal van procedures, protocollen en beroepscodes zal verschijnen, zonder nog ter discussie te staan. Men is immers 'deskundig beroepsbeoefenaar' - met de bijbehorende macht. |