Deze mensen ontsnapten aan suïcide Aan de vooravond van de Wereld Suïcide Preventie dag, vrijdag 10 september, vertellen Marcel ... en Bodine ... over hun suïcidepoging. Ze overleefden het en maakten van die ervaring hun werk. Colet van der Ven; Trouw, 9 september 2021 De do’s en don’ts bij een gesprek over zelfdoding
- Praat niet mee. Toon begrip maar maak duidelijk dat zelfmoord geen oplossing is.
Marcel ...(54) Mijn mateloosheid kwam voor het eerst aan het licht tijdens mijn middelbareschooltijd. Na drie jaar op een strenge Britse school te hebben gezeten keerde ons gezin terug naar Den Haag. Ik ging helemaal los. Werd punk en later skinhead, stal scooters, schopte rellen met hooligans. Ik was verslaafd aan de kick. Naar school ging ik nauwelijks meer. In hun wanhoop besloten mijn ouders te verhuizen naar het oosten van het land. Dat werkte in zoverre dat ik het criminele circuit achter me liet en mijn school afmaakte. Maar ik leerde er ook fors drinken. Alcohol werd mijn beste vriend. Ik vond een baan als modefotograaf. Dat verdiende goed en er bleef genoeg tijd over om dronken te worden. Zo rond mijn 21ste ontmoette ik de liefde van mijn leven. We gingen samenwonen en verloren ons dagen achtereen in drugs, drank en elkaar. Na een tijd kreeg ik een baan aangeboden in de uitgeverswereld. Dat verdiende zo goed dat we op een bepaald moment een tweede huis konden kopen in Spanje. De uitgeverij wilde in diezelfde tijd daar een afdeling vestigen. Verhuizen naar Spanje leek een uitgelezen kans voor een nieuwe start want na tien jaar kwakkelde de relatie met mijn vriendin door mijn veelvuldige afwezigheid en drank- en drugsgebruik. Onder de palmbomen werden we opnieuw verliefd. We trouwden en kregen een zoon. Maar feesten, gebruiken, zaken en een gezin bleken niet samen te gaan. Ik was dagen de hort op. Liet mijn vrouw en zoontje achter zonder geld. Maakte alles zelf op aan drank en coke en vrouwen. Ons huwelijk was dan ook geen lang leven beschoren. Met lege handen keerde ik terug naar Nederland. Ik was alles kwijt. Paradoxaal genoeg gaf me dat een gevoel van totale vrijheid. Ik hoefde aan niets of niemand verantwoording af te leggen. Ik reed in auto’s zonder rijbewijs, betaalde niet voor boodschappen, dealde open en bloot, had aan de lopende band vrouwen. Ideaal. Tot langzaam de eerste scheurtjes kwamen in dit bestaan. Mijn persoonlijkheid veranderde door het vele gebruik. Ik werd agressief en paranoïde. Door mijn negatieve uitstraling verkocht ik steeds minder drugs. Mensen gingen wel een deurtje verder om te scoren, terwijl ik steeds meer gebruikte. Ik kwam in de financiële problemen. Lichamelijk kelderde ik achteruit. Mijn zenuwstelsel was aangetast. Ik kreeg epileptische aanvallen midden op straat. Van mijn zogenaamde vrijheid was niets over. Detox Na een aantal jaar was ik volledig afhankelijk, verslaafd, kapot, leeg, eenzaam. Ik liet me regelmatig opnemen op de detox (ontgiftigingskliniek) om mijn lichaam wat rust te geven maar eenmaal buiten ging ik drie keer zo hard door. Ik zat inmiddels aan de crack, was begonnen met automutileren en struinde als een maniakale agressieve gek door de straten. De situatie werd steeds hopelozer. Ik zag nog maar één uitweg: er een eind aan maken. Op een avond liep ik naar het spoor. Terwijl ik daar stond, werd omgeroepen dat er een seinstoring was. Een week later ben ik opnieuw het spoor opgegaan maar de machinist wist op een halve meter te stoppen. Op dat moment besloot ik dat het tijd was om hulp te zoeken. Ik meldde me aan bij een afkickkliniek in Schotland. Een openbaring. De hulpverleners waren ervaringsdeskundigen, ik had aan een half woord genoeg. Maar belangrijker nog: die gasten waren het levende voorbeeld dat je kon herstellen als je de bodem had geraakt. Na een half jaar stond ik weer buiten. Clean, vol goede moed en ambitieus. Vastbesloten om op mijn beurt anderen te helpen. Ik dacht dat ik geen begeleider meer nodig had, niet meer aan mezelf hoefde te werken. Na tien maanden had ik een weekend zonder afspraken voor de boeg. Een zee van vrije tijd. Ik kocht zes flessen wijn en dacht: ik zie wel waar het schip strandt, maandag meld ik me gewoon bij de Narcotics Anonymous. Zo ging het dus niet. Het monster dat verslaving heet was na het eerste glas niet meer te houden. Mijn leven stortte als een kaartenhuis in elkaar. Ik had een enorm gevoel van falen tegenover iedereen en alles. Dit kwam niet meer goed. Ik heb mezelf met een kartelmes in de buik gestoken. In het ziekenhuis werd ik wakker met 56 hechtingen. Na drie dagen ben ik naar een detox gebracht om daar verder te herstellen. Een plek waarvan ik had gedacht dat ik er nooit meer een voet over de drempel zou zetten. Het maakte me nederig. Ik heb er een half jaar over gedaan om uit het donker op te krabbelen. Ik ging vrijwilligerswerk doen, volgde thuisstudies psychologie en cognitieve gedragstherapie en werd herstelcoach. Op een dag kwam ik een maat tegen die ik nog kende uit de tijd dat ik gebruikte. Hij liep met een plannetje en samen zijn we om de keukentafel gaan zitten. We maakten schetsen voor Phase 01 herstelbegeleding, een centrum dat ex-verslaafden helpt op de been te blijven. We zijn anderhalf jaar open en inmiddels flink aan het uitbreiden om zoveel mogelijk mensen uit het donker naar het licht te halen. Ik heb die drie keer dat ik een eind aan mijn leven wilde maken een engeltje op mijn schouder gehad. Ik weet nu pas wat echte vrijheid is. In mijn verslaving nam ik alleen. Ik ben erachter komen dat geven vele malen fijner is. Ik voel me rijk.” Bodine ... (70) Bij een depressie krijg je gratis en voor niks een doodswens. Dat verlangen is een symptoom van de ziekte. Tot mijn dood zal ik lijden aan depressiviteit en de doodswens zal dus altijd een gast blijven. Die gedachte kan wonderlijk genoeg iets troostends hebben, maar er daadwerkelijk gevolg aan geven zou een vlucht zijn. Mijn leven is niet af. Elke suïcidepoging die ondernomen wordt tijdens de ziekte is een zinloze suïcide. Onnodig leed voor alle betrokkenen. Ik moet het donker leren verdragen. De uitzichtloosheid die gepaard gaat met een depressie niet willen bestrijden, want dat is een verloren gevecht, maar proberen te aanvaarden. Mijn ervaring is dat je dat kunt oefenen. En dan blijkt dat vaak, paradoxaal genoeg, gunstig uit te pakken. Na de acceptatie komt er regelmatig een nieuwe levensimpuls. Het lukt me steeds beter om boven mijn aandoening uit te stijgen. Mijn moeder had een bipolaire aandoening. Ze is meerdere keren opgenomen geweest. De ene keer was ze heel geïnspireerd, op het agressieve af, de andere keer depressief. Of ze werd manisch en dan zeiden wij: Mammie is hieperdepiep. Ze was veel weg. Ze had een auto omgebouwd tot camper en daarmee ging ze alle musea en tentoonstellingen in het land af. Ze bezielde het kunstleven in Twente, maar wel ten koste van haar man en drie kinderen. Wij hadden altijd ‘huurmoeders’, afkomstig van een instituut in Haarlem. Met mijn vader en zo’n ‘huurmoeder’ gingen we in de zomer op vakantie naar Ameland en dan stuurde mijn moeder af en toe een ansichtkaartje. Gevoelens exploreren Op de middelbare school was ik soms melancholisch maar pas tijdens mijn studie in Leiden kreeg ik last van sombere buien. Ik las Virginia Woolf, verdiepte me in literatuur over de dood, exploreerde mijn gevoelens tijdens het toneelspelen. Op een gegeven moment was ik zo zwaarmoedig en verdrietig dat mijn vader me aanraadde te gaan praten met dokter Smilde, indertijd een bekend en bevriend psychiater. Die zei: “Ik had je al veel eerder verwacht. Je komt uit een zieke familie.” In het gezin van mijn vader kwam depressie voor, een broer van hem heeft zelfmoord gepleegd en behalve mijn moeder was ook mijn grootvader manisch depressief. Later heb ik Smilde nog een keer wanhopig opgezocht. Hij zei: “Lieve schat, je bent zo depressief als een deur, je gaat nu pillen slikken”. Het was voor het eerst dat mijn somberte gediagnosticeerd werd als een depressie. Ik lag de hele dag op de bank. Keek naar de advocaten van het kantoor aan de overkant en verbaasde me hoe ze konden functioneren. Hoe speelden ze dat toch klaar? Ik vergat op zo’n moment dat het mij ook lukte wanneer de depressie weer achter de rug was. Dan was ik buitengewoon vitaal. Jarenlang werkte ik als docent en vertrouwenspersoon aan de theaterfaculteit van de Hogeschool Utrecht. Elke drie jaar had ik een depressie van zes maanden. Op een gegeven moment, ik was eind dertig, liep ik op mijn tenen. Ik kon niet meer. Ik vroeg mijn psychiater of ik misschien naar een dagopvang kon maar hij dacht dat ik er op eigen kracht wel weer doorheen zou komen. De depressie duurde lang voor mijn doen, was uitputtend en ging als altijd gepaard met een doodswens. Ik kukelde over de rand toen ik ontdekte dat mijn toenmalige vrouw mij bedroog. Dat kon ik er niet bij hebben. Ik had een niet bijster alerte psychiater waardoor het me was gelukt om gedurende lange tijd pillen te verzamelen. Ik nam een overdosis. Vierentwintig uur later ben ik gevonden. Toen ik bijkwam in het ziekenhuis zei de dienstdoende psychiater: “Het is ook niet te doen om met zulke stemmingswisselingen te leven.” Voor het eerst kreeg ik de diagnose bipolair. Hoe kon het dat de hypomanische kant van mijn ziekte niet eerder was opgemerkt terwijl het een erfelijke aandoening is? Waarom was mijn eigen psychiater niet met die diagnose gekomen? Toen ik het hem later vroeg zei hij: “Ik hoopte dat het niet waar was.” Ik ben zo’n vier weken opgenomen geweest en was een jaar uit de roulatie. Na mijn suïcidepoging kwam ik terecht in de bak van degenen die ‘om het hoekje gekeken hebben’. Dan ben je kwetsbaarder voor een doodswens. Het verschil met vroeger is dat ik nu die gevoelens herken en kan hanteren. Ik verdwijn er niet meer in. Sinds een aantal jaar heb je in Amsterdam het respijthuis. Een plek waar je op adem kunt komen. Een geweldig initiatief. Was er in mijn tijd maar zo’n huis geweest waar ik had kunnen zeggen: ik weet even niet hoe te leven. Dat is een reëlere uitspraak dan: mag ik dood. Niemand wil echt dood. Je kunt alleen op dat moment het leven niet aan, je kunt de opeenstapeling van pijn en ellende niet verduren. Dan kan zo’n huis echt een uitkomst zijn. Na een hernia, ik was toen eind vijftig, ben ik met vervroegd pensioen gegaan. Daarna verzorgde ik in een psycho-educatieprogramma voor bipolairen het onderdeel suïcide. De weldadigheid die het openlijk praten over suïcide teweegbracht bij de deelnemers trof mij diep. Vervolgens ontwikkelde ik een cursus Hoe overleef ik mijn doodsgedachten? Ik heb me teruggevochten in het leven en laat me niet meer kisten door het periodiek terugkerende verlies aan levenslust. Het stemt me dankbaar dat ik er nog ben. En omdat ik dat al mijn lotgenoten gun, doe ik dit werk.” De do’s en don’ts bij een gesprek over zelfdoding
|