Inleiding
Als iemand gevraagd wordt waarom hij/zij iets gedaan heeft, dan geeft men doorgaans een reden, een oorzaak en/of een doel aan. Is er een excuus, dan onderscheidt de literatuur hier
Bij een excuus legt men de bron, in het bijzonder als de daad negatief beleefd wordt, het liefst buiten zichzelf. In het bijzonder bij een illegale daad, formuleert men achteraf excuses en zelfrechtvaardiging, zo concluderen tal van onderzoeken. Vrijwel elk onderzoek in deze concludeert dat men de oorzaak het liefst ziet in externe, niet-stabiele en specifieke bronnen, liever dan zelf de verantwoordelijkheid ervoor te erkennen. Kort gezegd: 'Het was niet mijn fout!' Hier is dus sprake van een correlatie, een samengaan van twee verschijnselen. Een wetenschapper denkt dan al snel: een causale relatie. Maar de richting die deze veronderstelde causaliteit viel nogal eens vreemd uit: in plaats van aan te nemen dat wetsovertreding leidt tot excuseren, namen velen het omgekeerde aan, namelijk dat deze excuses leiden tot wetsovertreding. Bekend zijn de volgende vijf manieren waarop iemand na een misdrijf zichzelf vrij pleit van schuld:
Anderen wijzen erop dat de dader zich als slachtoffer gaat zien en presenteren. De redenering is dan dat de jonge mens door deze dingen te leren, een delinquent wordt: de excusering veroorzaakt de daad. Zo is er in de literatuur (Yochelson & Samenow, 1977) een lijst met 52 denkfouten. Zo geeft Sharp (2000) in zijn boek de crimogene cirkel weer: fout denken > fout voelen > fout doen > het foute denken bevestigen. Dit denken is vooral overgenomen in de wereld van de daderbehandeling, waar men dan excusering en zelfrechtvaardiging bestempelt als een cognitieve stoornis. Het eerste doel is daar dan om te bereiken dat de dader verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen daden en niet meer de schuld geeft aan bijvoorbeeld de alcohol of welke rationalisatie dan ook. Bij de behandeling van 'zedendaders' is dit de standaard werkwijze geworden. Die cognitieve stoornis, die denkfouten, die moeten er eerst maar eens uit. Een middel of werkwijze hiertoe is het confronteren, zowel door de behandelaar als door de groep van behandelden. . We zagen hierboven dat de motieven van wie zich verexcuseert vooral verwijzen naar externe, niet-stabiele en specifieke oorzaken of bronnen; de behandelaar wil op weg naar interne, stabiele en globale motieven. Deze theorie, omgezet in behandelpraktijk, heeft vergaande gevolgen voor de behandelden. Het succes ervan bepaalt immers of men wel 'meewerkt aan de behandeling'. Dit bepaalt weer of men in behandeling kan/mag komen of blijven. Dit bepaalt weer in hoge mate hoeveel toezicht men krijgt, waar men mag leven en of men in vrijheid mag gaan leven. Wel, dan lijkt het toch wel van belang om eens even te kijken of deze theorie ook bewezen is, of het nu ook waar is dat zichzelf excuseren leidt tot misdrijven en dat het zelf verantwoordelijkheid nemen nu inderdaad ook leidt tot minder recidive. Daar willen wij in dit artikel nu eens goed naar kijken. Misschien maakt de criminologische psychologie wel een fout door de verkeerde oorzaken aan te wijzen (een fundamental attribution error). Immers, de door de daders aangevoerde zelfexcuserende motieven kunnen wel eens meer door de situatie worden opgeroepen dan dat ze echt eigenschappen van de persoon zijn (situational rather than dispositional). Als wie van ons ook eens de fout ingaat, allemaal gaan we op zoek naar motieven hiertoe en dit zijn altijd veelvormige, externe en interne factoren. We geven er ook bij aan dat we, ook al maakten we een fout, de maatschappelijke orde heus niet afwijzen en dat we er bij willen blijven horen. Doen (zeden)delinquenten nu hetzelfde, dan is dat ineens een cognitieve stoornis. Hiermee raakt de (voormalige) delinquent in een paradoxale klem:
We zullen hier toch nog eens goed over na moeten denken - leest u verder. |