Citaten uit
Seksueel aangetrokken zijn tot minderjarigen Seksuele ontwikkeling, omgaan met verboden gevoelens en het ontladen van seksuele gevoelens bij zelfverklaarde pedofielen Auteurs: Jenny A.B.M Houtepen, Jelle J. Sijtsma en Stefan Bogaerts - Afdeling ontwikkeling psychologie, Universiteit van Tilburg. Tilburg, Nederland. Vertaald uit: Journal of Sex & Marital Therapy; 22 June 2015 Samenvatting Dit artikel beoogt het geven van meer inzicht in pedofiele oriëntatie, alsook in het risico en de beschermende factoren bij niet klinisch opgenomen pedofielen, om overtreding van de wet te voorkomen. Vijftien deelnemers werden geïnterviewd over seksualiteit, het omgaan problemen en over seksuele zelfbeheersing. Veel deelnemers worstelen met het erkennen van hun pedofiele gevoelens voor prepuberale kinderen, als gevolg waarvan zij psychische problemen ondervonden. Meerderen van hen hebben seksuele overtredingen begaan in hun tienerjaren, terwijl zij bezig nog waren hun gevoelens te ontdekken. Het vroeg ontdekken van risicofactoren en een vroeg begin van interventie lijken noodzakelijk om wetsovertredingen te voorkomen. Dit te meer omdat resultaten veronderstellen dat risico’s voor wetsovertreding kunnen worden verminderd door het geven van meer openheid over pedofilie en het aanbieden aan pedofielen van sociale steun en toezicht. Literatuur Dit is een apart bestand. Je kunt daar klikken op het “- “ symbool rechts bovenin, daarmee heb je gemakkelijk toegang naar het bestand op de bodemlijn van het scherm. Het gehele artikel
Commentaar Dr. Frans E.J. Gieles, Nederland, heeft een kort commentaar gegeven op dit artikel: "Sympathiek onderzoek in het verkeerde kader - een kort commentaar; 2016" Inleiding […] Er is een debat gaande over de oorzaken van pedofilie. Op dit moment wordt pedofilie gezien als een psychische stoornis met vroege risicofactoren in het leven, zoals
Seto (2012) heeft recent laten zien dat pedofilie veel gelijkenis vertoont met seksuele oriëntatie (heteroseksuele en homoseksuele gevoelens), zoals
Daarom stelt Seto (2012) dat pedofilie beter gezien kan worden als een seksuele oriëntatie in plaats van als een geestelijke stoornis, of als een seksuele voorkeur die gekozen is of op de een of andere manier is aangeleerd.
Deze visie is controversieel, gezien eerder onderzoek naar het zich seksueel aangetrokken voelen tot minderjarigen bij personen die seksueel misbruik bij kinderen hebben gepleegd. Dit [type] onderzoek laat zien dat misbruikers
Toch zijn niet alle seksueel misbruikers van kinderen pedofielen. Ook wordt uit het laatste [nee: tweede] criterium in de definitie van pedofilie in de DSM-5 [*] [...] duidelijk dat niet iedereen die pedofiele gevoelens heeft ook meteen onder die diagnose valt.
Als iemand zich dus duidelijke ongelukkig voelt vanwege intense fantasieën over seks met kinderen, terwijl er nooit enig fysiek contact is geweest met een kind, en dit waarschijnlijk ook nooit zal gebeuren, krijgt deze persoon toch de diagnose pedofilie. Voorts laten pedofielen, ook als zij afwijkend gedrag vertonen, een grote variatie in gedrag en het type en de ernst van psychologische risicofactoren zien. In een recent overzicht over kinderpornografie-overtredingen (Houtepen, Sijtsma, & Bogaerts, 2014), is voorgesteld dat risicofactoren gekoppeld aan kinderpornografie-overtredingen kunnen worden gezien langs twee lijnen: Kenmerken gekoppeld aan
Voorts hebben Schmidt, Gykiere, Vanhoeck, Mann en Banse (2014) laten zien dat er verschillende typen seksueel misbruikers van kinderen zijn.
Zij verschillen in de mate van seksueel afwijkende interessen. In hun onderzoek werd zelfs seksueel afwijkende interesse negatief gekoppeld aan factoren die bekend staan als bronnen van van antisociaal gedrag, zoals psychopathie en het gebruik van drugs. Dit suggereert dat sommige overtreders niet uit antisociale neigingen maar eerder door psychopathologische factoren, gekoppeld aan seksueel afwijkende interesse, wetsovertredingen begaan. […] […] Pedofielen erkennen vaak dat zij romantische en liefdevolle gevoelens hebben voor kinderen naast het verlangen om een seksueel contact aan te gaan (Seto, 2012). Daarom is er gesuggereerd dat bij sommige kinderporno-overtreders het minder aannemelijk is dat zij seksuele contact-overtredingen begaan waarbij zij direct verantwoordelijk zijn voor het misbruik (i.p.v. indirect via het kijken naar kinderpornografie) (Houtepen c.s., 2014). Vanwege het grote stigma gekoppeld aan pedofilie (Jahnke & Hoyer, 2013; Jahnke, Imhoff, & Hoyer,2015) kunnen sommige pedofielen problemen hebben door hun seksuele oriëntatie (Freimond, 2013), namelijk de vrees dat zij de beheersing van hun gevoelens verliezen (Hossack, Playle, Spencer, & Carey, 2004), of kunnen zij problemen ervaren in het omgaan met 'verboden' gevoelens in de hedendaagse maatschappij. Om te zorgen dat zij geen wetsovertreding begaan, hebben deze pedofielen voldoende zelfbeheersing nodig en hebben sommigen van hen professionele hulp nodig om beter te leren hoe ze met seksuele opwinding kunnen omgaan. Het openbaar maken van seksuele interesse is echter een hoogst beangstigende daad voor pedofielen. Zelfs als ze de moed vinden om hulp te zoeken, dan ontbreken vaak de mogelijkheden om pedofielen voldoende te helpen (Seto 2012). Dit is deels vanwege het feit dat onderzoek
naar pedofilie zich hoofdzakelijk gericht heeft op pedofiele overtreders die
werden veroordeeld tot een celstraf en gedwongen behandeling vanwege hun
zedendelict (Capra, Forresi, & Caffo, 2014; Hall & Hall, 2009). […] In dit onderzoek hopen wij een bijdrage te
leveren om pedofilie te begrijpen, door het geven van een diepgaander
inzicht in de pedofiele oriëntatie, de risico's en de beschermende factoren
bij seksueel misbruik van kinderen, bij niet opgenomen en niet
veroordeelde pedofielen. Ten eerste: om te zorgen dat we meer
inzicht krijgen in de seksuele ontwikkeling van pedofielen, hebben we de
gerichtheid, de inhoud en seksuele aantrekking van pedofilie onderzocht (namelijk de
mate waarin er seksuele en romantische fantasieën of verlangens
aanwezig zijn), alsook de risicofactoren van pedofilie, zoals vroeg seksueel
gedrag en een geschiedenis van seksueel misbruik als kind. Deelnemers De steekproef bestond uit 15 zelf erkende mannen met pedofiele interesse. Werkwijze De deelnemers werden benaderd door een verzoek dat werd geplaatst op drie fora bij drie Nederlandse pedofiele websites in november 2013. [..] Ook werden deze verzoeken per e-mail toegestuurd aan individuen die hebben erkend pedofiele gevoelens te hebben en bekend waren bij zelfhulpgroepen in Nederland. Methoden Er is gebruik gemaakt van
semi-gestructureerde interviews. We hebben deze interviews gehouden om een beter begrip te krijgen over wat er op dit moment bekend is over pedofielen in het forensisch wetenschapsveld. We wilden een interview ontwikkelen dat de gaten vult in eerdere literatuur over pedofilie en kinderporno-overtredingen (Houtepen c.s,2014) [… … …] Resultaten […] Zeven deelnemers hebben psychische problemen ondervonden. Vaak hebben zij gevoelens van angst, depressie en minderwaardigheid ervaren. Bij drie deelnemers begonnen deze problemen na hun 16e levensjaar. De rest (vier) van de deelnemers hadden deze problemen al eerder in hun leven. Seksuele ontwikkeling [… …] De inhoud van de seksuele interesse Tien deelnemers erkenden dat de aantrekkingskracht van minderjarigen niet alleen seksuele maar dat ook romantische gevoelens betrof. Zij vermeldden verliefd te zijn (geweest) op een kind en/of daarbij fantasieën te hebben van een romantische relatie met een minderjarige. Acht deelnemers gaven, als hun gevraagd werd wat er nu typisch aantrekkelijk is aan minderjarige, aan dat dit een combinatie is van fysieke en psychische kenmerken zoals “schoonheid” of “lichaamsbouw” en gedrag zoals “open”, “spontaan”, “eerlijk” of “naïef”, terwijl slechts vier zich alleen richten op het kinderlijke uiterlijk. Voorts gaven tien deelnemers aan dat nauwe relaties met kinderen ( bijvoorbeeld in vriendschap of als coach) hun veel voldoening gaf, bijvoorbeeld omdat het hun de mogelijkheid gaf kinderen gelukkig te maken. Specifiek voor deelnemers die aangaven niet zozeer seksueel opgewonden te raken vanwege de leeftijd (drie, inclusief twee die begin dertig waren), is dat het hebben van nabije sociale contacten met minderjarigen belangrijker is dan de seksuele component. Overigens gaven vier deelnemers aan dat,
wanneer er minder sociaal contact met kinderen was, zij zich
juist meer
fixeerden op en lastig gevallen werden door hun seksuele interesse voor
minderjarigen. In die perioden werden hun behoefte aan intimiteit en
nabijheid niet vervuld. Enkelen gaven aan dat het gemakkelijker was om je
voor te stellen dat kinderen seksuele wezens waren, als er geen reëel
contact was. De getroebleerde gedachten over kinderen en seksualiteit
werden dan niet tegengesproken door het echte leven. Daardoor lijkt sociaal
contact met minderjarigen juist een soort […] […] Enkele deelnemers vermeldden dat zij niet het verschil in macht aantrekkelijk vonden maar dat zij fantasieën hadden waarin zijzelf kind waren dat een seksuele relatie had met andere minderjarigen. Vroeg seksueel gedrag en ervaringen van seksueel misbruik Acht deelnemers vermeldden dat zij ervaringen hadden van vroeg seksueel gedrag (leeftijd 6 t/m 11 jaar) zoals het ontdekken van masturbatie (1), het spelen van “doktertje” met andere kinderen (4), meer volwassen seksueel spel met anderen (1) zelfs penetratie (2). Eén erkende dat deze ervaringen van vroeg seksueel gedrag in bepaalde mate zijn seksuele ontwikkeling had beïnvloed. Hij betoogde:
Eén deelnemer heeft aangegeven seksueel misbruikt te zijn in zijn kindertijd. […] Dus, al mag vroeg seksueel gedrag enkele deelnemers gefixeerd hebben op seksuele activiteiten met kinderen, voor anderen lijkt zo’n conditionering van de koppeling tussen kinderen en seksualiteit niet aanwezig. Omgaan met verboden gevoelens Het zich realiseren van het hebben van pedofiele gevoelens De reacties op het ontdekken van het hebben van pedofiele gevoelens variëren van zeer negatief tot erg positief. Samenvattend: twaalf deelnemers hebben in een bepaalde mate geworsteld met hun seksuele gerichtheid. Enkelen voelden zich erg verontrust toen ze erkende dat de term 'pedofilie' paste bij hun eigen seksuele gevoelens. Vanwege de negatieve beeldvorming, zowel door
media als de maatschappij, en de ongenuanceerde informatiestroom over
pedofilie, werden de deelnemers bang om gestigmatiseerd te worden als
“monsters” of “kinderverkrachters”. Een deelnemer betoogde dat pedofilie is gecriminaliseerd, wat leidt tot meer geheimhouding,
teruggetrokken leven en juist obsessie met de pedofiele gevoelens. Professionele hulp Dertien deelnemers hebben hulp gezocht bij professionele hulpverleners, gelijkgezinden of belangrijke personen in hun omgeving. Zes deelnemers hebben hulp gezocht bij een dokter, psycholoog of seksuoloog, ofwel om hulp te krijgen in het accepteren en/of het omgaan met hun seksuele gerichtheid naar minderjarigen, dan wel het krijgen van hulp bij symptomen als gevoelens van eenzaamheid en depressie, die waarschijnlijk een gevolg zijn van die pedofiele gerichtheid. Drie vertelden dat deze hulp onvoldoende was vanwege het gebrek aan kennis over pedofilie in het algemeen. Voor een deelnemer was dit een reden om helemaal geen hulp te zoeken. […] Twee deelnemers voelden het als “te gevaarlijk” om hun gevoelens te openbaren aan een professioneel hulpverlener vanwege het negatieve stigma op pedofilie. De worsteling met pedofiele gevoelens werd duidelijk toen we deelnemers vroegen om hun subjectieve welbevinden een cijfer te geven op een schaal van 0 tot 10, wat resulteerde in een gemiddelde score van 6,3 (SD = 1,6, Spreiding = 3 - 8,5, N=14). Een deelnemer had moeite met het uiten van zijn gevoel van welbevinden, maar vermeldde: ”Op dit moment ben ik niet gelukkig”. Hulp van gelijkgezinden Drie deelnemers vonden ondersteuning door contact met andere mensen met pedofiele gevoelens, door bijvoorbeeld op bezoek te gaan bij zelfhulpgroepen of door (online) contact te zoeken met gelijkgezinden. Ook gaven drie anderen aan dat zij het hebben van deze contacten waarderen, vanwege het feit dat zij er van op aan kunnen zich zelf te zijn en open over hun gevoelens kunnen spreken. Enkele deelnemers vertelden dat dit was vanwege het gevoel van herkenning en het delen daarvan, of omdat anderen hun de moed gaven om te gaan spreken met niet-pedofielen in hun omgeving. Tenslotte vond een deelnemer vond het goed om te zien dat veel andere pedofielen geen seksueel contact aangingen met kinderen.
[… …] Geheimhouding en negatieve reacties van de omgeving […] Terwijl de meesten begrip hadden voor het feit dat mensen zich ongemakkelijk voelen om in de nabijheid van iemand met pedofiele gevoelens te zijn, daarop betoogden zij dat deze negativiteit bijdraagt aan geheimhouding, een gedrag dat nu juist het risico op zedenmisdrijven vergroot. Het ontladen van seksuele opwinding Kinderporno-overtredingen Elf deelnemers gaven toe dat zij kinderporno hebben gezien op een bepaald moment in hun leven. Acht deelnemers vermeldden dat zij jaren geleden kinderporno hebben gedownload, vaak in de pubertijd wanneer zij nog erg gericht waren op seksualiteit en/of vanwege de verwarring over het gevoel van aantrekkingskracht tot minderjarigen. De deelnemers geven aan nu geen kinderporno-overtredingen te begaan, met uitzondering van één die met tegenzin toegaf dat hij nog wel kinderporno ontvangt van anderen met pedofiele gevoelens. Vier waren nog in contact met justitie vanwege het bezit van kinderporno en drie van hen waren veroordeeld. […] Een werd beschuldigd van (maar niet veroordeeld voor) de productie van kinderporno omdat hij gedurende zijn vakantie foto’s had gemaakt van naakte kinderen die aan het baden/zwemmen waren. […] Soort materiaal Het soort materiaal dat de deelnemers gezien hebben verschilt enorm, van virtuele kinderporno tot materiaal waarop echte minderjarigen betrokken waren bij een seksuele activiteit met volwassenen. Ook hadden negen nagedacht over welk type materiaal zij konden rechtvaardigen om te zien. Zij hadden bijvoorbeeld een voorliefde voor materiaal waarop kinderen naakt poseren, oud materiaal en/of materiaal dat seksuele activiteit laat zien tussen minderjarigen, omdat in dit geval, zoals zij argumenteerden, bij het maken geen kindermisbruik (meer) plaats vond. Interessant is dat deze vergoelijkingen lijken te overlappen met hun visie op de seksualiteit van kinderen. Volgens elf deelnemers laten kinderen vaak signalen zien van ontwikkeling van seksualiteit op een experimentele manier, zoals experimenteren met naaktheid of “doktertje spelen” met ander kinderen Daarom wordt het zien van kinderporno waarin geen volwassene te zien zijn, gezien als het zien van materiaal waarop kinderen zich amuseren, wat niet gezien wordt als een daad die bijdraagt aan kindermisbruik. […] Naast de elf deelnemers die illegaal materiaal gezien hebben, hebben drie deelnemers gekeken naar legaal materiaal waarop kinderen naakt afgebeeld waren, of ze hebben films gezien die legaal waren maar nu gekenmerkt worden als kinderporno vanwege momenten in de film waarop te zien is dat kinderen naakt zijn en een erectie hebben. Een gaf aan dat in het begin hij niet de wens had om te zoeken naar kinderporno, maar het zoeken naar blootplaadjes van minderjarigen maakte hem wel geïnteresseerd in meer “grover” materiaal. Echter, als beschermmuur tegen overtredingen gaf hij aan geen risico's te nemen en dat hij geen risico wilde lopen opgepakt te worden voor zijn vrouw en kinderen. Ook anderen erkennen de angst om opgepakt te worden als een belangrijke beschermfactor tegen overtreding, of zij zeggen dat zij simpelweg niet de noodzaak voelen om kinderporno-overtredingen te begaan omdat hun seksuele fantasieën hun altijd voldoende ontlading bieden. Het effect van kinderporno op seksuele opwinding Wat betreft het effect dat het zien van kinderporno kan hebben op de redeneringen en gevoelens van de kijker, vertelden zeven anderen dat zij de behoefte voelden om nieuw of meer grover materiaal te zien om nog seksueel opgewonden te worden terwijl zij downloaden. Voorts geven zeven deelnemers aan dat zij dubbele gevoelens hadden terwijl zij kinderporno keken. Bijvoorbeeld:
[…] Een deelnemer gaf toe dat hij downloaden gebruikte als vervanging van feitelijk seksueel misbruik van kinderen of dat hij het op zijn minst nodig had om materiaal te downloaden om zo weg te blijven van feitelijk misbruik. Daarentegen vermeldden vijf deelnemers dat hun seksuele opwinding blijkbaar op termijn stabiele patronen vertoont. Hun geliefde kinderporno-afbeeldingen gaven voldoende ruimte voor seksuele ontlading. Over de hele linie vermeldde niemand van deze deelnemers van indirect naar direct misbruik overgegaan te zijn. […] Feitelijk seksueel misbruik van kinderen Tien deelnemers verzekeren dat zij nooit enig fysiek seksueel contact met minderjarigen hebben gehad. Drie geven toe dat zij overwogen hebben om seksueel contact met minderjarigen te zoeken, maar zij hebben dit nooit uitgevoerd. […] Zeven deelnemers (van deze tien) hebben nooit overwogen seksueel contact met minderjarigen te hebben ondanks hun seksuele verlangens. […] Gebaseerd op persoonlijke ervaringen hebben vier van de deelnemers gezegd dat zij nooit het initiatief namen tot contact met kinderen, maar dat kinderen soms proberen volwassenen te betrekken in hun seksuele gedrag. Volgens hen is het de taak van de volwassenen om verantwoordelijkheid te nemen en dit soort gedrag af te keuren en/of uit te leggen aan kinderen wat de reden is van deze ongeoorloofdheid. Deze vier deelnemers overwogen dat seks tussen kinderen en volwassenen als misbruik wordt gezien vanwege het leeftijdsverschil en het machtsverschil, maar niet vanwege het feit dat de kinderen dit per se niet zouden willen. Voor enkelen is deze ongeoorloofdheid meer bepaald door het huidige taboe op kinderseksualiteit. Zij betogen dat seks tussen een volwassene en een minderjarige niet per definitie zou moeten worden gezien als seksueel misbruik. Echter, omdat kinderen niet in staat zouden zijn om met anderen te spreken over hun seksuele deelname, zal dit altijd een probleem geven in de huidige maatschappij. Dus hoewel deze deelnemers naar hun gevoel menen dat seks hebben met kinderen niet verkeerd is, gebruiken zij strategieën waarmee zij hun eigen gevoel en fantasieën behouden en ook in staat zijn de regel van de huidige maatschappij, geen seks met kinderen, te respecteren.
[…] Vijf deelnemers geven toe dat zij actief geweest zijn in seksueel gedrag met minderjarigen, maar geen van hen definieerde dit gedrag als seksueel misbruik van kinderen. […] Een deelnemer gaf toe dat hij soms de wettelijke grenzen over ging door minderjarigen seksuele voorlichting te geven. Zelfs als hij de gedachte heeft dat hij de grens overschreed, dan dacht hij dat zijn slachtoffers het hem niet kwalijk zouden nemen dat hij dat gedaan had. […] Zo erkende een andere deelnemer dat hij seksueel contact gezocht had met minderjarigen toen hij jonger was, maar dat hij op dat moment niet begreep dat het verkeerd was wat hij deed; hij gelooft dat het een prettige ervaring was voor beide partijen. Allen gaven aan dat zij nooit meer actief in seksueel contact met kinderen wilden zijn. Tenslotte gaven de twee deelnemers die
erkenden actief te zijn in meerdere “romantische relaties” met
minderjarigen toe dat ze ook actief waren in de seksuele contacten
met deze minderjarigen. […] Ander manieren om seksuele opwinding te ontladen Zeven deelnemers erkennen dat zij seksuele ontlading kunnen (of konden) hebben met het kijken naar volwassen-porno of door het actief aangaan van seksuele activiteiten met volwassenen. Meestal zijn masturbatie en fantasie genoeg om hun seksuele opwinding te ontladen; enkelen erkennen dat seksuele opwinding afnam toen hun leeftijd toenam. In plaats daarvan wordt de sociale component, bijvoorbeeld het hebben van direct contact met minderjarigen, gezien als veel waardevoller. […] Discussie In dit onderzoek hebben we ons ten doel gesteld om meer inzicht te krijgen in de pedofiele gerichtheid door het interviewen van niet-forensische en niet gedetineerde individuen met een pedofiele gerichtheid. In samenhang met Seto’s onderzoek (2012) hebben we gevonden dat individuen met een pedofiele gerichtheid vaak al hun aard van hun oriëntatie in de pubertijd hebben herkend en dat dit stabiel blijft gedurende lange tijd. Ook hebben de meeste deelnemers aangegeven dat ze romantische gevoelens voor kinderen ervaren; zij benadrukten het belang om in staat te zijn sociale contacten met minderjarigen te hebben, bijvoorbeeld als volwassen coach of in een vriendschap. Het onderzoek stelt dat zulke sociale contacten lijken te zorgen voor vermindering van seksuele overtredingen met kinderen. […] Ten aanzien van de leeftijdsvoorkeur en het punt van aantrekkelijkheid was er een grote variatie tussen de deelnemers. Bijvoorbeeld: in enkele gevallen was de aantrekkelijkheid gebaseerd op het persoonlijke karakter van het kind, terwijl anderen werden aangetrokken door de lichamelijke verschijning en ook door beide innerlijke en uiterlijke kenmerken. Ten aanzien van de risicofactoren voor het ontwikkelen van pedofilie hebben de meeste deelnemers al vroeg seksuele ervaringen met andere minderjarigen gehad. Dit lijkt hun gedachten over kinderen als seksuele wezens te hebben beïnvloed. Zulke ervaringen werden ook al vermeld in een andere studie tussen zelf erkende pedofielen (Goode, 2010). […] Volgens conditioneringtheorieën over het ontstaan van pedofilie zijn deze vroege seksuele ervaringen met andere kinderen hun eerste kennismaking met interpersoonlijke seksualiteit. Gedurende deze seksuele ervaringen worden de mensen zich bewust van hun seksuele voorkeuren en conditioneren zij zich tot specifiek kinderlijke fysieke verschijningen. Deze kenmerken zijn daarna nooit, zoals het normaliter gebeurt, bijgesteld in de richting van volwassenen (Seto, 2004). […] Toch waren er in dit onderzoek enkele deelnemers die nooit seksueel actief contact hadden voor hun puberteit. Om een samenvatting te geven van de bevindingen: er zijn grote verschillen in de pedofiele seksuele voorkeuren en in het ontstaan, de ontwikkeling en de inhoud van deze seksuele gerichtheid op kinderen. Het tweede doel van het onderzoek was het geven van inzicht in hoe mensen met pedofiele gevoelens omgaan met de seksuele gerichtheid op minderjarigen. Veel deelnemers vermeldden dat ze het moeilijk vinden hun pedofiele gevoelens te erkennen. Daarnaast waarderen zij hun leven, gemiddeld gezien, met een 6,3 op een schaal van 10. (Het gemiddelde gelukscijfer in Nederland was 7,9 in 2012; CBS 2013). Dit geeft een beeld dat zij een relatief laag subjectief gevoel van welbevinden hebben. Globaal gezien zijn er twee belangrijke onderwerpen bij het leren omgaan met pedofilie, die moeten worden overdacht:
Om dit op te lossen hebben pedofielen wellicht professionele hulp nodig of hulp uit hun sociale omgeving om hen te motiveren open te zijn en te leren hun gevoelens te scheiden van misbruikgedrag. Echter, de helft van de deelnemers in het onderzoek die hulp hadden gezocht, (3 van de 6), gaven aan dat voldoende professionele hulp niet aanwezig is, zeker in de niet-forensische geestelijke gezondheidszorg. Dit komt overeen met eerder onderzoek (Seto, 2012). Een ander onderzoek suggereert dat niet alle professionele medewerkers in de geestelijke gezondheidszorg bereid zijn pedofielen te behandelen en dat enkelen van hen zelf een stigmatiserende visie hebben op pedofielen (Jahnke, Philipp, & Hoyer, 2015). Zulke stigmatiserende visies of zelfs een afstraffende houding naar pedofielen worden in feite gezien als sociaal wenselijk in de huidige maatschappij (Imhoff, 2014) Dus, als we de professionelen in de geestelijke gezondheidszorg beter willen opleiden en het stigma willen verminderen, dan zou er meer aandacht moeten worden gegeven aan pedofilie in het algemeen en aan de behandeling van pedofielen en mensen met pedofiele gevoelens die worstelen met hun seksuele gevoelens in het bijzonder. Ook zouden risicofactoren zoals gezondheidsproblemen gekoppeld aan gevoelens van angst en depressie snel moeten worden ontdekt en behandeld. In het bijzonder is het van belang om deze mensen het noodzakelijke vertrouwen in zichzelf en in anderen te geven, zodat zij actief vriendschappen aangaan en openlijk kunnen spreken met anderen. Onze interviews suggereren dat een dergelijke openheid seksueel misbruik van kinderen kan voorkomen vanwege het feit dat dit het gevoel van aanvaarding vergroot. Het open zijn over seksuele gevoelens tegenover niet-pedofielen kan in het bijzonder waardevol zijn omdat het deze mensen de mogelijkheid geeft van sociale controle en het bestrijden van onaanvaardbare denkwijzen. Zoals Goode (2010) schrijft dat de maatschappij een meer adequaat antwoord heeft op de seksuele aantrekking tussen volwassenen en kinderen door het bestaan ervan te erkennen en de kinderen veilig te houden door het toestaan van een open gesprek over het onderwerp pedofilie. Brochures in kantoren van doktoren, seksuologen en klinische (ook niet-forensische) psychologen kunnen pedofiele gevoelens bespreken; dit kan helpen om de mensen te bereiken die momenteel nog worstelen met pedofiele gevoelens maar die niet, of nog niet, actief zijn in seksueel gedrag met kinderen. Ook zou informatie over pedofilie gegeven kunnen worden in de algemene seksuele voorlichting aan de jeugd, die het eigen seksuele gevoel nog aan het ontwikkelen is. Door het geven van meer genuanceerde informatie, die vaak ontbreekt in de media en de maatschappij, kunnen ze de juiste gereedschappen krijgen om op een goede wijze om te gaan met hun seksualiteit en eventueel hulp vragen als dat nodig is. Het niet open zijn en het bezig zijn op een geheimzinnige wijze lijkt een stimulans voor seksueel misbruik van kinderen, omdat er een gebrek aan sociale controle is en daardoor de overtuiging postvat dat ongewenst gedrag weinig gevolgen heeft. [… … …] […] Het is belangrijk te melden dat de meeste deelnemers dit gedrag begonnen in hun puberteit, toen zij een hogere seksuele drift hadden, wat lijkt in te houden dat de puberteit een kritieke periode is om overtredingen in gedrag te begaan door mensen met pedofiele gevoelens. Gedurende de puberteit worstelen velen van hen met het accepteren van hun pedofiele interesse en hun seksuele identiteit, terwijl ze niet in staat zijn om dit te begrijpen en om voldoende beheersing te hebben van hun seksuele opwinding. Deze laatste uitleg is in overeenstemming met onderzoek dat suggereert dat in de pubertijd jongeren meer geneigd zijn tot risicogedrag.
Het blijkt dat inderdaad dat deelnemers in ons onderzoek stopten met overtredingen toen zij beter in staat waren te begrijpen dat hun gedrag schade veroorzaakte bij slachtoffers en/of dat zij minder bezig waren met hun seksuele gevoelens. In contrast met de probleem-ontwijkende maar seksueel actieve wetsovertreders van Ward en Hudson (1998), lijken zij een betere beheersstrategie te hebben gevonden om hun seksuele interesse te beheersen door bijvoorbeeld fantasie en masturbatie. Voor anderen houden die beheersstrategieën in dat zij anderen vertellen over hun seksuele gevoelens, daarmee het risico verkleinend op wetsovertreding; dit verhoogt de zelfbeheersing met behulp van sociale ondersteuning van en controle door anderen (vgl. Hirschi, 1969). [… … …] […] We vonden dat vier deelnemers in ons onderzoek aangaven dat, terwijl zij nooit seksueel contact met kinderen zochten, zij hebben ervaren dat er situaties waren waarin kinderen zelf de initiators waren van het contact en hen probeerden te verleiden tot seksueel spel. Het feit dat onze deelnemers deze ervaringen vermeldden kan worden verklaard door de mogelijkheid dat pedofielen meer geneigd zijn om in een situatie kinderen te zien als seksueel wezen, vanwege hun vaak impliciete overtuigingen over kinderen en seksualiteit. Niet-pedofielen zouden waarschijnlijk niet deze seksuele associatie hebben met minderjarigen en daarom dit soort meldingen nooit ervaren en benoemen. […] Gezien de eerdere beschreven taxonomie om risicofactoren in kaart te brengen als
lijkt het er op dat de deelnemers problematisch scoren op beide continua en dus een hoog risico hebben op recidive. Onze resultaten moeten worden gezien tegen de achtergrond van verschillende beperkingen. Ten eerste is onze steekproef niet een goede weerspiegeling van de hele populatie van pedofielen in Nederland. Vanwege het stigma en de angst voor de gevolgen van openheid over hun seksuele gevoelens, zijn zelf-erkende pedofielen een enorm moeilijk te benaderen subgroep, waardoor maar 15 respondenten wilden meedoen aan dit onderzoek. Ook bestaat onze steekproef uit mensen die zelf erkennen pedofiele gevoelens te hebben, maar die niet noodzakelijk een officiële diagnose 'pedofilie' zouden krijgen volgens DSM-5. Tenslotte was geen van de deelnemers in detentie tijdens dit onderzoek; in de interviews hebben drie deelnemers aangegeven dat zij ooit veroordeeld waren vanwege kinderporno. Daarom en vanwege de oriënterende werkwijze van dit onderzoek, moeten we voorzichtig zijn met het trekken van algemene conclusies over de gehele populatie van niet-forensische en niet gedetineerde pedofielen. Bovendien bevat de steekproef voornamelijk hoger opgeleide personen; dit zou de resultaten kunnen vertekenen. Voorts hebben we onze steekproef verkregen via online vragen op forums waar pedofielen actief zijn. Als gevolg hiervan waren zij al betrokken bij de discussie over dit onderwerp; daarom konden ze kritisch naar zichzelf kijken en naar hoe anderen denken, voelen en zich gedragen. Omdat we slechts gebruik maken van zelfevaluaties, kunnen afwijkende gedragingen zijn weggelaten (Bushman c.s, 2010). Toekomstig onderzoek zou moeten investeren in niet-forensische pedofielen om onderzoek te doen naar richtingen en koppelingen tussen risico- en beschermfactoren bij overtredingen, inclusief vroeg seksueel gedrag en sociale ondersteuning door de omgeving. Ook is meer onderzoek nodig over behandelingsprogamma’s die pedofielen zullen helpen beter hun gevoelens te begrijpen en hen hulp en middelen te geven om hun opwinding op niet beschadigende wijze te ontladen. Eventueel zou meer inzicht in pedofiele gevoelens kunnen resulteren in een breder debat en in het accepteren van afwijkende seksuele voorkeuren door de samenleving. Tot dan zullen vele mensen met pedofiele voorkeuren aan de rand van de samenleving staan, wachtend op zelfbeheersing of het falen daarvan. Literatuur Dit is
een
apart bestand. Je kunt klikken op het “-“ symbool om
eenvoudig toegang te hebben tot dit bestand onder aan de pagina. |