JON* & JORis*** West *NVSH** Werkgroep JORis*** Oost Nederland**
Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming "JON en JORis West zijn er voor mensen die merken dat zij verliefd kunnen worden op kinderen of jongeren, maar die dit gevoel niet of niet meer willen omzetten in seksuele daden met kinderen." |
Vervang in je houding 'tegen'
door 'met' en de wereld wordt een betere plek om te leven.
Auteur onbekend |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Halfjaar-verslag 2016 A Januari t/m juli 2016 - dd 29 Augustus 2016 Dit verslag is geschreven omdat er in 2016 veel veranderd is. In plaats van één groep in het oosten, is er nu ook een groep in het westen. Bovendien is de structuur veranderd en is de werkwijze sterk in ontwikkeling.
De structuur van beide groepen Formeel vormen de coördinatoren van beide groepen de NVSH Werkgroep JORis, bestaande uit NVSH-leden onder de paraplu van het landelijke bestuur van de NVSH. Op hun beurt organiseren deze coördinatoren de twee gespreksgroepen, waarvan de leden geen NVSH-lid hoeven te zijn. De werkgroep rapporteert jaarlijks aan de ledenraad en het bestuur van de landelijke NVSH. De groep regelt haar eigen inkomsten en uitgaven zelfstandig. Aan beide groepen zijn nu professionele therapeuten/hulpverleners verbonden. Deze bieden individuele hulp/therapie aan leden die hier behoefte aan hebben. Omgekeerd kunnen zij hun cliënten adviseren aan de groep te gaan deelnemen. In de loop van dit half jaar hebben al deze professionals al cliënten vanuit de groep en hebben zij cliënten naar de groepen verwezen. Samen met de coördinatoren van beide groepen vormen deze professionals een team waarin nagedacht kan worden over de methodiek. Twee van deze professionals vormen samen met de centrale coördinator van beide groepen, ook professional, een kernteam. Wie zich voor de groepen aanmeldt, wordt uitgenodigd om in persoon kennis te komen maken met een van de coördinatoren. In persoon, dit wil zeggen met de echte naam, het echte adres en een identiteitsbewijs. In een kennismakingsgesprek wordt dan naar de aanmelder met aandacht geluisterd, zonder te oordelen, en wordt besproken of de persoon in een groep kan en wil deelnemen of dat de optie 'individueel' hier beter is, hetzij met de coördinatoren of actieve leden, hetzij met een van de therapeuten, of dat een kleinere subgroep hier de beste optie is. Het aanbod Het aanbod waaruit gekozen kan worden bestaat dus uit
Alle combinaties zijn mogelijk. Leden en bijeenkomsten Door de vele recente aanmeldingen is het ledental gegroeid van vorig jaar rond de 25 naar nu rond de 40. Van het aanbod wordt gebruik gemaakt door deel te nemen aan een van de gespreksgroepen, dan wel kleinere subgroepen, individuele zelfhulpcontacten en/of individuele professionele hulp. Beide groepen komen eens per maand bij elkaar in een huiskamer of een huiskamerachtige ruimte, van 15 uur tot 21 uur (of later), inclusief een maaltijd. Afhankelijk van het aantal leden dat aanwezig is, kan er één gesprekskring gevormd worden of kunnen er ter plekke subgroepen gevormd worden. Deze wisselen steeds van samenstelling. Vooraf wordt gevraagd te melden of men wel of niet komt en ook waarom eventueel niet. Dit is ter wille van de koks, de organisatie en de groep en haar leden. Als de reden van het niet komen bijvoorbeeld is "Sorry, ik ben te depressief" kan dat lid spoedig een coördinator op bezoek verwachten. De (sub)groepsgesprekken worden expliciet geleid, maar er is altijd, vooraf, erna en rond en tijdens de maaltijd, ruimte voor zelfgekozen onderling contact, dat ook 'alleen maar gezellig' kan zijn en alle kanten op kan gaan, of desgewenst 'nergens over kan gaan'. Er wordt normaliter geen thema vooraf aangeboden; thema's komen als vanzelf voort uit de gesprekken. Soms wordt een thema, of twee, gesuggereerd, maar dan altijd een thema dat blijkens de gesprekken leeft onder de leden. Van de thema's die zo als vanzelf tevoorschijn komen noemen wij er enkele. De thema's In het begin: angst In de kennismakingsgesprekken komen bijna standaard zes problemen naar voren: angst, angst en angst, gevolgd door isolement, depressie, soms ook obsessie. De angst is die voor het uitlekken, het bekend worden van de pedofiele gevoelens in de eigen omgeving. Op grond van deze angst maken diverse leden een apart e-mail account aan. Deze angst kan zo groot zijn dat menigeen tijdens het eerste gesprek (in een huiskamer) steeds uit het raam kijkt, ineens stagneert ...
Om aan deze angst tegemoet te komen, is dit jaar ook de mogelijkheid ingevoerd dat men onder een schuilnaam aan de groep deelneemt, mits de echte naam en adres bij de coördinatoren bekend zijn. Er zijn nu enkele leden die hiervan gebruik maken. Ook zijn er leden die niet per e-mail uitgenodigd willen worden; zij ontvangen deze per post. Dit laat onverlet dat er ook kandidaten en deelnemers zijn die hier allemaal geen last van hebben. Zij zijn waar mogelijk selectief open naar hun omgeving, zij leven redelijk contactrijk en redelijk gelukkig.
Onder de aanmelders zijn er in toenemende mate twintigers. Voor hen blijken de ouders van eminent belang. Zij beschrijven vaak genoeg eerst een lange en eenzame zoektocht naar informatie over de gevoelens die zij doorgaans al in hun tienertijd ontdekt hebben. Die ontdekking werd gemeld van de leeftijd van elf tot zeventien jaar. De zoektocht kan vijf of veel meer jaren duren. Dan komt het cruciale moment: '(Hoe) vertel ik het mijn ouders?' Juist rond dit moment kunnen leeftijdsgenoten elkaar heel goed helpen. Als het dan verteld is, rapporteren zij meestal deze standaardreactie: de moeder zegt dat zij al lang wist dat er iets was, maar niet wat dit was, of dat zij dit al lang wist maar niet bespreekbaar achtte. De moeder zegt dan iets als "Je bent en blijft voor altijd mijn zoon, hoe je ook bent." De vaders zijn stiller en volgen dan de moeder. Een jonge twintiger vertelde vol (uiterlijke) vreugde dat zijn ouders hem helemaal geaccepteerd hebben. De wijsheid van de groep bracht de groep ertoe om verder door te vragen. Toen kwam het innerlijk naar boven: schaamte, schuld, het gevoel afwijkend, ziek of vies te zijn, walging, angst, depressie. Een andere jonge twintiger meldde een poosje na zijn coming out naar zijn ouders - en hun standaardreactie - dat hij volkomen stil stond, geen energie maar wel een depressie had. Hij vroeg de coördinator hoe hij de professionele therapeuten rond de groep kon bereiken, want zoiets had hij nu echt wel nodig. Binnen de huidige structuur is zoiets heel snel geregeld. We zien dat acceptatie door ouders en anderen van groot belang is, maar dat de weg naar zelfacceptatie daarna nog een lange kan zijn. De twintiger heeft, na het vertellen, een probleem minder, zijn ouders hebben er een probleem bij. Ter ondersteuning van de ouders verschijnt er binnenkort (september 2016) een artikel hierover op Ouders Online. De mate van zelfacceptatie is een belangrijk punt. De mate er van blijkt flink te verschillen binnen de groep. Er zijn er die dit punt al lang geleden bereikt hebben, waarna zij een acceptabele manier van leven hebben weten te vinden. Er zijn er bij wie dit nog lang niet het geval is. Deze deelnemers presenteren meestal een metafoor of beeldspraak aan de groep: "Ik walg van mijzelf. Er zit een monster in mij." Iemand tekende deze monsters in een serie tekeningen. Monsters van diverse aard en gestalte passeren de revue, al dan niet in een moeras "waar ik in weg zink". Op dus naar Sint JORis, de drakendoder ... ofwel naar JORis, de groep, niet heilig - en ook niet bedoeld voor 'heiligen'. Hoewel, kun je dit monster wel doden? Moet dat wel? Of kun je beter naar Sint Franciscus, over wie het verhaal gaat dat zijn stad last had van een wolf die de kippen stal en op at. Franciscus ging praten met de wolf en met de mensen. Er werd afgesproken dat de mensen eten zouden neerleggen in het bos en dat de wolf geen kippen meer zou stelen. Erken eens dat je monster bij jou hoort, een deel van jezelf is - en ga dan eens eens praten met je eigen monster... Vaak genoeg heeft iemand die zich aanmeldt en aansluit al eerder de professionele hulpverlening ingeroepen. Excuseer, beste professionals, zij melden nogal eens dat zij zich hier helemaal niet door geholpen voelen. Wel hebben zij diagnoses te horen gekregen, die zij dan 'braaf' opsommen; diagnoses, die kennelijk een eigen leven zijn gaan leiden: 'Het is mijn Asperger / autisme / ADHD / ADD / PDD-NOS / depressie' ... 'Niet ik leid en stuur mijn leven, nee, meneer Asperger enz. doet dit'. Depressie wordt het vaakst gemeld: 'Het is mijn depressie' - niet: 'Ik ben het die hier krachtloos en stuurloos is geworden.' Deze hoeveelheid diagnoses blijken of lijken samen te hangen met het feit dat de zorgverzekeraars eerst een diagnose vragen voor zij de zorg vergoeden. Die moet dan eerst worden opgesteld. Men vraagt om hulp, men krijgt een diagnose. Heel vaak wordt men dan van de GGZ doorverwezen naar de ambulante forensische kliniek, ook al is er niets forensisch aan de hand met de persoon. Men wordt - en voelt zich - dan slechts behandeld als een potentiële dader. Velen, die immers vrijwillig komen, haken dan al snel af. Vrij veel deelnemers leven al jaren van een Wajanguitkering. Deze kent geen plicht tot herintegratie en biedt ook geen zorg, hulp of behandeling aan. Wat dan volgt is een metafoor als "de eenzame fietser in een lege woestijn". Het isolement waarin sommige aanmelders en deelnemers leven is vaak indrukwekkend.
Nu mag gemeld worden dat een zelfhulpgroep annex therapeuten lang niet altijd in staat is om echte depressies en zo meer op te lossen, maar met de klacht van isolement lukt dit nu juist meestal wel. Er worden contacten gelegd, leeftijdsgenoten ontdekt, subgroepjes gevormd, over en weer bezoeken afgelegd, coördinatoren gaan op reis naar de leden van de groep. Jongeren, overigens, leggen geen 'bezoekjes' af, nee, zij chillen, misschien met een joint. Dit chillen heeft goed geholpen bij iemand die al zwaar suïcidaal was. De jongeman wees professionele therapie af. "Toen ik dat kantoor binnenkwam, ging mijn mond op slot." - "Die zogenaamde therapeuten, nou, die willen alleen maar geld aan mij verdienen - mooi niet!" De coördinator in kwestie kreeg wel toegang en openheid, uren lang zelfs. "Ik verbaas mij dat ik jou zo veel zit te vertellen!" De coördinator bracht hem in contact met een vlakbij in de regio wonende leeftijdsgenoot. Het werd dus chillen en lange telefoongesprekken. De jongeman liet zijn suïcideplannen varen; hij leeft nog - en zijn leeftijdgenoot verdient een standbeeld of een straatnaam, dan wel medaille of de hemel ... Zelfhulp kan niet alles, maar best wel iets. De methodiek Zelfhulp en meer De JORis-groepen zijn van oorsprong puur zelfhulpgroepen. Er is/was wel gespreksleiding, maar er is geen 'therapeut' met 'cliënten', nee, de deelnemers helpen waar nodig elkaar. Soms expliciet, vaak impliciet, alleen al door met aandacht naar elkaar te luisteren zonder te oordelen. Veel mensen hebben hier al genoeg aan, soms al aan gewoon gezellig samen zijn. Nu kan een zelfhulpgroep best iets, vrij veel zelfs, maar er kunnen problemen zijn die het vermogen van zo'n groep te boven gaan of die de groep te veel zouden belasten. Daarom zijn er nu ook professionele therapeuten verbonden aan de groep. Hier is al heel snel gebruik van gemaakt. De methodiek is nu dus een combinatie van zelfhulp en therapie - met een grensgebied er tussenin. Een zelfhulpgroep bleek anderzijds meerdere malen ook uitkomst te bieden voor mensen die van hun leven geen therapeut meer willen zien, op grond van hun ervaring met therapeuten. Dit verraste ons wel even: hebben we eindelijk therapeuten in de aanbieding, weigeren mensen dit!
In essentie verschilt de methodiek van de zelfhulpgroep en die van de therapeuten niet eens veel; er is een duidelijke overlap, of, beter, een gemeenschappelijke basis onder beide. De vorm zal dan verschillen, de basis in essentie niet. De narratieve methode
Ook overigens zonder, en zeker ongevraagd niet, adviezen te geven; deze blijken herhaaldelijk niet te werken. Reacties als "Ja maar ik ... (vind) ..." zijn ongewenst. Vragen, vooral naar het gevoel, en begrijpende reacties zijn beter. Het eigen verhaal kan, dit blijkt van nut, vaak worden samengevat in een metafoor. Zowel individu als groep pakken dit vaak snel genoeg op en gaan ermee aan het werk. De 'regel' is dan dat zo'n metafoor ook een uitkomst moet bieden, dus positief moet eindigen.
Cruciaal in de methodiek is dat dit verhaal steeds weer opnieuw verteld gaat worden. Eerst bij de kennismaking, dan voor het eerst in de subgroep, dan in de gehele groep - en keer op keer weer als er nieuwe leden bijgekomen zijn. Wat we dan zien is dat het verhaal zich ontwikkelt, dus dat de persoon zich ontwikkelt:
Soms wordt in de (sub)groep ook vertaalhulp aangeboden:
Deze methodiek is nu ook opgeschreven. Klikt u maar op Afhankelijk van wanneer u klikt, treft u de vierde versie (augustus 2016) of de vijfde versie (september 2016) ervan aan. Die vijfde versie gaat dan ook een theoretische en filosofische onderbouwing geven, mogelijk in een tweede artikel. In een kortere versie wordt Het verhaal dat verteld mag worden ook gepresenteerd op een studiedag van Medilex op 6 oktober 2016; later, naar planning, in het Tijdschrift voor Seksuologie; in een uitvoeriger versie op deze website en op het digitale congresboek van de studiedag van Medilex. De grenzen van deze methodiek Al werkend werden de grenzen van deze methodiek wel duidelijk. Eén grens is eenvoudig en te overwinnen, een andere grens is lastiger. Het werkgebied ligt juist op en vooral tussen deze beide grenzen. De eenvoudige grens is deze: als je aan zo'n groepsgesprek of ook aan zo'n subgroep of een individuele ontmoeting niet expliciet leiding geeft, dan 'gaat het al spoedig nergens over'. We zien dit wel eens in de (eet-)pauzes:
Toch heeft die fase zin en nut, hetgeen juist blijkt uit de tweede grens: Coördinatoren:
Leden van de groep:
Dit is de tweede grens, die aangeeft dat die pauzes waarin het 'nergens over gaat' juist hun nut en betekenis hebben. Je kunt dan 'gewoon praten over mannendingen': voetbal, de auto, je werk ... Je wordt als 'bijzonder mens' toch geaccepteerd als 'gewoon mens'. Dit punt is in beide groepen en met het 'grote team' besproken. De uitslag was: zoek en behoud het evenwicht. Dit kan ook inhouden dat sommige problemen beter individueel met coördinatoren, leden, therapeuten of in een subgroepje besproken kunnen worden; je belast dan de groep hier niet mee. Het tussengebied tussen zelfhulp en therapie De groep is in principe alleen een zelfhulpgroep. Toch presteerde een groep het om zelfs anderhalf uur lang stil te staan bij één persoon, die hierna de groep (en de gespreksleider) expliciet bedankte en die aangaf dat het sindsdien beter met hem ging. Hier was de zelfhulpgroep even therapiegroep. Toch trok een van de leden zich letterlijk terug van dit gesprek: "Dit was mij te zwaar" - waar we de tweede grens weer op zien duiken. Coördinatoren hebben met dit grensgebied te maken in hun individuele contacten met leden. Deze beginnen standaard ook met de zelfhulp-benadering. De ervaring echter leert dat zo'n coördinator er dan niet op moet rekenen dat hij zelf ook een beetje aan bod komt; hooguit even in het begin, beleefdheidshalve. Er zijn ook mensen die niet op het idee komen om te vragen hoe het met de ander gaat - soms zelfs niet om deze iets te drinken aan te bieden. Je bent er dan alleen voor de ander. Hiermee kun je op het terrein van de therapie belanden, of er dichtbij komen bijvoorbeeld bij echtpaargesprekken; de meeste coördinatoren worden hierbij echter niet gesteund door enige opleiding, diploma of bevoegdheid tot therapie en kennis van diagnostiek; bijvoorbeeld van autisme, een label dat nogal eens vermeld wordt. De coördinator zal zijn best doen, vooral goed luisteren, niet oordelen of ongevraagd adviseren, en dan op het eind toch weer expliciet terugkeren naar het terrein van de zelfhulp. Omgekeerd komt het ook voor dat mensen in die individuele of subgroep-contacten alleen maar 'gewoon en gezellig' kunnen of willen zijn. Zo is er al een subgroep "Gezellig" in oprichting. Dit kan natuurlijk ook best helpen, al is er de kans dat er wel een onderliggend probleem is dat dan dus in stand blijft. Het is soms schipperen: heen en weer varen als een veerpont, altijd behoedzaam. Een ander probleem kwam op: zo'n coördinator weet dan heel wat meer dan wat zijn gesprekspartner in de groep verteld heeft of zelfs ooit bereid is te vertellen. Er is immers vaak genoeg nog sprake van schaamte, schuldgevoel, zelfwalging en dergelijke 'monsters' meer. De kunst en kunde is dus om hier zeer behoedzaam mee om te gaan. Wel is afgesproken dat de coördinatoren onderling dit mogen weten en erover mogen spreken; zij lopen daar dan niet alleen mee rond. Een methode naast andere methoden De studiedag van Medilex op 6 oktober 2016, en veel lectuur, gaat vooral over 'daders' (van pedoseksuele daden). Iemand die inderdaad een ernstig delict op dit gebied heeft gepleegd, zal gebaat zijn met - en wordt meestal verplicht tot - een vorm van 'daderbehandeling'. De vorm en methodiek hiervan is doorgaans die van de cognitieve gedragstherapie, gebaseerd op de gedragstheorie en de onderliggende gedragsfilosofie met bijbehorende visie op de mens: 'gedrag, veroorzaakt door factoren en prikkels'; kennis is objectieve kennis van algemene feiten, ondersteund door statistiek. Er zijn protocollen voor behandeling van 'de pedofiel'. In voorkomende gevallen is dit terecht. Het kader is dan juridisch; er was een delict; er wordt een dader als dader benaderd, met of zonder echte hulpvraag. We hebben hier echter te maken met 'niet-daders' of - er is een overlap-gebied -'dit-nooit-meer!-daders'. De JON-website begint immers met deze woorden:
Deelnemers komen vrijwillig en uit zichzelf; er is geen juridisch kader. Er is maar zelden een delict, maar dan meestal in het verleden en al juridisch afgehandeld of nog in dat stadium. Doorgaans is er een echte hulpvraag. Cruciaal is dat hier een geheel andere methodiek nodig is, gebaseerd op een geheel andere theorie en een geheel andere filosofie: de mens als verhaal, de mens die al handelend vanuit motieven en redenen zich een eigen en unieke biografie schrijft; het gaat hier niet om algemene objectieve kennis, feiten, maar juist om het begrijpen van steeds unieke personen. De cliënt is niet 'de pedofiel', maar deze mens met deze (pedofiele en andere) gevoelens'. Dit is ons vooral duidelijk geworden door onze twintigers. Zij vertelden dat zij naar StopItNow! gebeld hadden, dat zij daar anoniem met therapeuten konden spreken, maar ook dat zij daar slechts behandeld werden als potentiële daders, wat zij naar eigen zeggen per se niet zijn, niet willen zijn en nooit willen worden:
Deze kritiek op StopItNow! is bij deze instelling bekend, is er besproken en erkend als terecht. Sterker nog: de directeur daarvan is een van onze therapeuten en een van de verwijzers van mensen naar onze groepen.
Er ligt nog wel een probleem Het komt nog wel eens voor dat iemand al ergens in behandeling is en/of onder toezicht van de reclassering staat. De medewerkers daarvan verbieden de persoon dan vaak om contact met gevoelsgenoten te hebben. De persoon vindt dit onjuist en wil de groep niet missen.
Het blijkt dan vaak genoeg dat de groep en/of de coördinatoren ervan heel wat meer te horen krijgen, en dus heel wat meer weten, dan de officials. Dit brengt de groep / de coördinatoren ervan in een lastige positie met veel vragen. Wij vinden deze situatie dan ook zeer ongewenst en niet ten bate van de cliënt. De groep legt noch andere behandelaars noch de reclassering ook maar een vingerbreed in de weg, omgekeerd wordt de groep zo ongeveer verbannen. Dit probleem is met StopItNow! al opgelost en het is al voorgelegd aan de reclassering, waarna andere behandelaars nog moeten volgen. Op de studiedag van Medilex zal voor dit probleem aandacht worden gevraagd. De praktische kant Dit verslag is nu wel lang genoeg ... een voorschotje op de methodiek-artikelen ook. We gaan naar de praktische kant: de beide half-jaars-jaarrekeningen. De JORis-groepen bedruipen in financieel opzicht zichzelf. Deelname is gratis. In West gaat er een pan rond voor de kosten van maaltijd en groep; in het oosten gaat een hoed rond voor de groep en een pet voor de kok. Coördinatoren die dit nodig hebben krijgen hun reiskosten vergoed; leden kunnen subsidie of vergoeding van hun reiskosten krijgen als dit voor hen nodig is. De ruimten zijn nu gratis; of dit bij West zo kan blijven, is nog de vraag. Halfjaar-rekening JON 2016 A
Halfjaar-rekening JORis West 2016 A
Op haar veertigste verjaardag, de voorgangers meegerekend, is JON veranderd in "JON & JORis West" alias de NVSH JORis groepen. De structuur is veranderd nu er ook professionele therapeuten zich aan de groepen hebben verbonden. De methodiek, al werkend ontwikkeld in de loop der jaren, is nu opgeschreven en zal spoedig ook theoretisch en filosofisch onderbouwd worden. Hiermee treden de JORis groepen nu ook in beperkte mate naar buiten. Dit is een handreiking aan de professionele hulpverlening en aan de samenleving. Er gebeurt niets tegen beide, maar met beide. Dat hier behoefte aan is, toont recent onderzoek aan (zie het slotwoord van het Jaarverslag JON 2015). Het blijkt ook uit de toename aan aanmeldingen en leden in de afgelopen maanden. Onder hen zijn enkele twintigers die worstelen met hun gevoelens en met de samenleving die deze afwijst. Dit zijn geen 'daders' en zij willen dit ook nooit worden. Zij herkennen zich dan ook niet in de behandeling als potentiële dader en zij haken dan af. Zij behoeven een benadering als 'niet-dader' - en deze verschilt qua methodiek en dus qua onderliggende theorie en mensvisie van de nu gangbare dader-behandeling. Dit kan in de JORis-groepen, helemaal gratis zelfs. Hun verhaal mag verteld worden. JON
& JORis West |